dinsdag 30 december 2008

Vuurwerk


Boem! Pa-da-ba-da-da-Bam!
Daar ging er weer eentje af. Zelfs de katten schrikken er niet meer van. Het is maar vuurwerk. Dat steken pubers op straat al de hele maand af.

Voor ons betekent het niets. Zolang we er niet te dicht bij staan.

Als je uit een oorlogsgebied komt is dat anders. Dan kan een knal ook iets anders betekenen. Een bermbom. Een landmijn. Een granaat. Een aanslag. Een vuurgevecht. Levensgevaar.

Een vriendin die uitgezonden is geweest naar Afghanistan vertelde hoe ze nu meer dan een jaar later kan denken: “hee, ik heb er nu geen last meer van”. In elk geval is de neiging om in dekking te gaan liggen, of een schuilkelder op te zoeken voorbij. Het rechtop in je bed zitten na een knal of nachtmerrie ook min of meer. “Je bent nu veilig. Maar je denkt er dus toch nog steeds aan.” En zij is voor zover ik weet niet eens in heel direct contact met vuurwapengeweld gekomen.

Ik begrijp dat tegen twintigduizend militairen uitgezonden zijn geweest naar Uruzgan. Veel gaan meer dan één keer. Ik vraag me af hoe zij het oud en nieuw ervaren. Zouden hun families en buren die vuurwerk-verwarring beseffen?

Vluchtelingen uit allerlei landen, zoals voormalig Joegoslavie, Iraq, allerlei landen uit Afrika, die hebben het misschien ook wel. Er zijn nog steeds heel wat brandhaarden en oorlogsgebieden. En diegenen die de vuurwerkramp in Enschede hebben meegemaakt, denken misschien wel heel anders over het Beirut-achtige knallen aan het begin van het nieuwe jaar in Zuid-Amsterdam.

Iemand die in Israel woont is vaak ook wel iets gewend. Een geemigreerde vriend die in Tel Aviv woont zegt dat je went aan het idee dat er elk moment een bom kan afgaan. Maar niet echt natuurlijk. Je drukt het weg. Dat is dan een soort levensgevaarlijk vuurwerk, het hele jaar door. Huuu.

Beroepscriminelen zullen ook wel anders reageren op een knal, denk ik.

Wat hebben we eigenlijk een geluk dat het hier in Nederland al zo lang vrede is.

Feest


Straks is het jaar ten einde. Nog even, en dan zitten we met zijn allen te wachten voor de klok.

Tien, negen, acht, zeven...
Jaaaaaaaaaah! Onze klok liep achter.
Nep-Champagne fles ontkurken. Raam stuk? Nee hoor, dat kunnen we heel professioneel. Ploef.
Even morsen bij het inschenken en dan proosten. Wel aan blijven kijken en dan iedereen zoenen.
Het vuurwerk is buiten al begonnen. Geweldig wat een feest.

Wel een beetje kort.

Misschien zou ik nog wat spulletjes moeten kopen om de pret wat langer te laten duren. Ik zag een karaoke-cd-speler voor maar iets meer dan honderd euro. Ik houd alleen niet van karaoke. Of een nep-biertap voor thuis op tafel. Hoeveel honderd? Beetje veel voor minder dan een kratje bier. Ik heb nog geen automatisch oliebollen-bak-apparaat gezien. Misschien moet dat zelf volgend jaar maar proberen te lanceren. Het zou vast wel verkopen.

We zouden natuurlijk de televisie-hoogtepunten van het jaar kunnen kijken. Maar dat is weer zo ongezellig, samen alleen voor het beeldscherm hangen. Of we kunnen een grote internet-samenkomst doen op MSN. Kijken of we het internet net zo kunnen overbelasten als de telefooncentrales.

Tjee. Hebben we wel iemand uitgenodigd dit jaar? Zijn we zelf wel uitgenodigd? Zijn er nog eenzamen die we alvast champagne moeten aanbieden voor de overgang van oud op nieuw? Vrienden, geliefden, zwervers?

Zullen we alvast wat vuurwerk afsteken van tevoren? De jochies op straat doen het ook al de hele maand. Het moet toch op weet je.

Wacht eens even. We kunnen natuurlijk ook het feest aan de ándere kant verlengen. Dan verklaren we gewoon het hele nieuwe jaar tot feestjaar. Dat spreekt me wel aan. Een heel jaar feest! Laten we dat doen!

zondag 28 december 2008

Breed


Een goede vriendin is met haar man op chique naar een premiere geweest. Haar hoge hakken zaten geweldig, maar liepen voor geen meter, zegt ze. Het was verder super. Erg grappig om al die acteurs en actrices eens in het echt te zien.

“Wat me het meest opviel is dat ze er in het echt veel slanker uitzagen dan op televisie!”
Goh, dat zou ze ze moeten vertellen! Daar zouden de meesten erg blij mee zijn. Want van acteren wordt je of nu wilt of niet best zelfbewust. En omdat slank de mode is, wil iedereen het liefst slank zijn.

Ja, ook in mijn ervaring zijn acteurs en actrices vaak slanker in het echt. En ook vaak kleiner. Zowel de Nederlanders als die uit het buitenland. Soms zijn ze ook leuker. Soms onzekerder. En in elk geval veel echtere mensen.

Maar waarom zien ze er op televisie dan vaak breder uit? Of dikker? Dat televisie dikker maakt was voor mijn vriendin blijkbaar een gegeven. Iets dat iedereen zou moeten weten.

Hoe het precies komt weet ik niet zeker. Het is in elk geval erger geworden met de komst van de breedbeeld-televisie. Daarop zien mensen er vaak nog breder uit. Dat is natuurlijk niet de bedoeling.

Maar het gebeurt vaak wel. Op oudere televisies is de hoogte-breedte verhouding namelijk anders dan op de nieuwe breedbeeld televisies. Op het nieuwe model is de verhouding 16 in de breedte, en 9 in de hoogte, of “16:9”. Op het oude model was het 4 staat tot 3, of “4:3”. Omgerekend is dat maar 12 in de breedte, en 9 in de hoogte. De oude televisies waren dus smaller. Smalbeeld televisies.

Als de oude verhoudingen op de nieuwe televisies afgebeeld worden, dan past dat natuurlijk niet. Je kunt een stuk zwart laten. Dan vraag je je af waarom je zo'n brede televisie hebt. Je kunt de boven- en onderkant van het beeld er af snijden. Maar dan mis je ondertitels vaak weer. Of je kunt het beeld wat oprekken. In de breedte.

Dan ziet iedereen er een stuk dikker uit. Dat is een beetje gek, maar het went wel.

Eigenlijk moet je als televisiemaker natuurlijk voorkomen dat het beeld opgerekt moet worden. Als we oud materiaal gebruiken, in de oude verhoudingen, dan passen we dat ook gewoonlijk aan. Dan snijden we iets van het beeld af, en schuiven we een beetje tot het er weer leuk uit ziet. Op die manier past het goed, en kloppen de verhoudingen.

Maar dat lukt lang niet altijd. Soms vergeten we dat het beeld aangepast moet worden. Dan wordt iedereen een soort breedbek-kikker. En soms weten we niet meer wat de goede verhouding nu was.

“Is dit nu breedbeeld of gewoon 4:3?”
“Katja is wel dun, maar toch niet zo dun?”
“Ik denk dat we naar Paul moeten kijken, die lijkt me zo niet dik genoeg.”
“Nou lijkt Katja weer te dik.”
“Moet het niet iets er tussen in zijn? Draaien jullie wel eens op 14:9?”

Best vervelend hoor, voor al die acteurs. Te dun is al zo ongezond.
En zo moeten ze nog meer hun best doen om af te slanken, om te compenseren voor dat breedbeeld.

zaterdag 27 december 2008

Kralentuin


Ik heb bewondering voor de verkoopstrategie van Intratuin. Niet dat ik hen verder zo geweldig vind ofzo. Maar ik heb zeker ontzag voor het commerciële inzicht achter de keten.

Als ik niet oppas kom ik namelijk met veel duurdere dingen thuis dan ik van plan was. En ik hoef ze niet eens zelf uit te zoeken. Dat doen mijn kinderen wel. Knap hoor. Hoe krijgen ze min kinderen zo ver? Of mij, of mijn vrouw?

Zouden andere klanten dat nu ook hebben? Dan ga je een plantje halen bij die veel te dure tuinwinkel, omdat … Waarom eigenlijk? Omdat het daar zo mooi glittert, zo warm is, omdat ze zoveel vierkante meters hebben, of omdat ze hun eigen tuinshow op TV hebben? Omdat er overal wel een filiaal in de buurt is? Ik begrijp dat ze nu zelfs al filialen in Rusland aan het neerzetten zijn.

Dan ga je dus een plantje halen bij die tuinwinkel, zelfs al weet je niet waarom. En als je binnenkomt in de gezellig gemaakte hal, dan vallen de prijzen van de eerste plantjes best mee. Daar staan namelijk de koopjes. Daar neem je er toch maar een paar van mee.

Nu moet je wel naar de kassa. Geen terugkeer mogelijk. Of je moet je koopjes terugleggen.

En dan vervolg je je weg door de rest van de winkel. Eerst naar de rest van de plantjes. Daar vind je misschien wat je nodig hebt. Misschien niet. Er staan in elk geval ook heel dure dingen die je laat staan omdat ze te duur zijn. Heel luxe, en misschien zelfs mooi, maar echt veel en veel te duur.

Je route door de winkel staat verder vast. Je moet vrijwel alle schappen langs. Anders kom je niet bij de kassa, en zeker niet bij de uitgang.

En dan zie je nog veel meer spulletjes. Kralen. Spiegeltjes. Parelmoer. Kerstspullen. Dingetjes. Niet specifiek ergens goed voor, behalve om je huis te versieren. Omdat je zo'n eind hebt moeten lopen, en omdat de overdaad enorm is blijf je vanzelf wel even hangen. Wat een hoop glitters!

En de prijzen? Veel te hoog. Maar vergeleken met de krankzinnige prijzen die je een stuk eerder zag valt het nog wel een beetje mee. Bijna betaalbaar!

Zo werkt dat dus. Slim hoor, zo'n kralentuin.

donderdag 25 december 2008

Mobieltje


Het is begin 2003. Ik zit in het vliegtuig. We stijgen op boven New York.
Ik zit op het toilet. Dat is niet de bedoeling.
Ik probeer mobiel te telefoneren. Dat is al helemaal niet de bedoeling.

We zijn veilig aangekomen. De apparatuur van het vliegtuig is dus blijkbaar niet erg verstoord geweest. Heel erg was het dan vast niet dat ik stiekem op de wc zat te bellen.

Maar het lukte niet. Mijn drieband-toestel, dat beneden in New York prima werkte, bleef alleen maar contact zoeken. En contact zoeken. En contact zoeken. Dus geen laatste telefoontje naar onze vrienden beneden. Jammer.

Een Duitse journalist vroeg in hetzelfde jaar of hij mobiel kon bellen vanuit het vliegtuig. Er was maar één vliegtuigmaatschappij die hem antwoord wilde geven. Lufthansa legde netjes uit dat je niet mobiel kunt bellen vanuit een vliegtuig. Een vliegtuig vliegt namelijk zo snel langs alle grondstations dat de mobiele telefoon niet weet met welk station hij contact moet maken. Ik kon dus helemaal niet mobiel bellen uit het toilet, in het vliegtuig.

Tegenwoordig, sinds 2004, kun je uit sommige vliegtuigen wel bellen met je mobieltje. Dan zit er een ontvangsstation in het vliegtuig zelf. Dat maakt dan weer contact met de grond op een andere manier. Maar in 2003 kon het nog niet. En in 2001 ook niet.

Dat is natuurlijk niet erg. Maar wel een beetje zorgelijk. Op 11 september 2001 belden namelijk heel wat passagiers wél met hun mobieltje, vanuit een gekaapt vliegtuig. Ze belden familieleden, hulpdiensten. Van alles. Terwijl ze boven de VS vlogen.

Hoe deden ze dat dan? Dat kon toch helemaal niet? Het is niet alleen dat het niet mocht. Nood breekt wet. Maar het is dat het technisch gezien helemaal niet kon.

Er was een vrouw bij die getrouwd was met een hooggeplaatst iemand in de Amerikaanse regering. Barbara Olson. Zij had haar man Ted met mobieltje opgebeld, en verteld wat er in het vliegtuig gebeurde. Door haar weten we dat er tapijtmessen werden gebruikt, en dat er kapers waren op het toestel dat op weg was naar het Pentagon. Ted vertelde dat allemaal diezelfde dag op televisie.

Hoe deed ze dat dan? Ze belde wel vijfentwintig minuten volgens Ted. Zelfs als haar mobiel toch perongeluk even contact had gemaakt met een grondstation, dan had ze dat gesprek nooit zo lang kunnen volhouden. Of had ze helemaal niet echt gebeld? Of stond haar vliegtuig aan de grond? Nee toch, want dan kon het niet het Pentagon in vliegen. Was ze niet aan boord misschien? Waarom belt ze dan? Hoe deed ze dat dan? Hoe weten we zo nu nog zeker of de kapers tapijtmessen hadden?

Of loog haar man? Als dat zo is, waarom dan? En hoe hebben al die andere mensen gebeld?

Ik word hier best ongemakkelijk van.


Bronnen o.a.:
Christian C. Walther, 119 Fragen zum 11.9, 2003 Heyne Verlag
David Ray Griffin, Ted Olson's report of phone calls from Barbara Olson on 9/11..., 2008
CNN website: archives.cnn.com/2001/US/09/11/pentagon.olson/

Kerstman


Beste Kerstman,

Allereerst wil ik u bedanken voor alle mooie kadootjes onder de kerstboom. Onze kinderen waaren er erg blij mee. En het is helemaal niet erg om nog wat extra kadootjes te vinden na Sinterklaas, zeker als ze zo smaakvol zijn, en met zulke zorg gekozen.

Maar ik wil ook mijn zorgen uitspreken. Ik zag u namelijk laatst reclame maken. Voor Coca Cola.

Weet u wel dat dat helemaal niet zo'n goed drankje is? In elk glas zitten wel meer dan zeven klontjes suiker. Het koolzuur dat er in zit voor de prik, tast de tanden aan. En hoewel je van caffeïne goed wakker blijft, vraag ik me af in hoeverre je kinderen daaraan moet laten wennen.

Ik weet ook wel dat er suikervrije en caffeïne-vrije versies van het drankje verkrijgbaar zijn. Maar de zoetstoffen zijn niet per sé beter dan de suiker die zij vervangen. Misschien wel slechter, dat weet de wetenschap nog niet zeker. En wist u dat de bruine kleurstof, E150, die de Cola zo mooi kleurt, gewoon caramel is? Dat is gebrande suiker. En die zit dus ook in de suikervrije versie!

Ik laat het aan u of u dit grote Amerikaanse bedrijf wilt blijven steunen. Natuurlijk apprecieer ik ook dat u in elk geval voor een groot, bekend merk kiest, met een wat duurdere uitstraling. Wellicht heeft u de sponsoring ook hard nodig. Ik kan me zo voorstellen dat al die cadeautjes erg veel geld kosten. Om maar niet te spreken van de simultane aflevering op de ochtend van 25 december, als geen van de posterijen werkt.

Maar het voorbeeld dat u aan kinderen geeft gaat me ook aan het hart. Ik wil u een voorstel doen.

Als wij als ouders, vrienden en geliefden nu voortaan voor de cadeautjes zorgen. Dan verpakken we ze in uw naam, en leggen ze onder de kerstboom als altijd. Dan hoeven wij ook geen Cola meer te kopen om u te sponsoren. En u bent weer vrij om datgene te onderschrijven waar u achter staat.

Met vriendelijke groet, en ook een vrolijk kerstfeest voor u,

een bezorgde ouder



Afbeelding: detail Coca Cola advertisement, Haddon Sundblom, 1931

woensdag 24 december 2008

Hypotheek


Een lief email-kerstkaartje van geëmigreerde vrienden, uit de Verenigde Staten. Het gaat niet echt goed. Want de recessie heeft dáár wel echt toegeslagen. Hij is zijn baan kwijt, vlak voor Kerst.

Gelukkig heeft hij vertrouwen, en het komt vast wel weer goed voor hem en zijn gezin, schrijft hij. Ik help hem hopen, en hij zal er vast gebeden aan wijden. Zijn gemeente zal dat vast ook doen, want ze zijn saamhorig en gelovig.

Ik hoop eigenlijk vooral dat hij zijn hypotheek kan blijven opbrengen. Want dat is het grootste probleem nu voor veel Amerikanen. Banken en verzekeraars vallen om, of dreigen om te vallen. Variabele rentes schommelen omhoog (de rente voor de banken is 0%, niet die voor burgers), leningen worden niet meer verstrekt, mensen worden ontslagen. Veel mensen dreigen hun huis kwijt te raken. Die dreiging hangt ook boven het hoofd van onze vrienden.

Sinds de wereld de goudstandaard heeft losgelaten hangt de waarde van de dollar enerzijds samen met de waarde van de olie, en anderzijds met de waarde van al het vastgoed in de VS. Alle drie de waardes kelderen nu. De dollar zakt, de olieprijs zakt, en de waarde van het vastgoed is al een tijdje problematisch.

Waarom zakken die waardes eigenlijk? Omdat blijkbaar op dit moment niet genoeg kopers te vinden zijn. In elk geval willen en kunnen die kopers niet zo veel betalen als de vorige generatie kopers hoopte, toen ze hun hypotheken afsloten. Of misschien kunnen de kopers het geld niet meer lenen.

En omdat er geen kopers meer zijn, zakken de vraagprijzen nog verder. Daamee wordt de waarde nog minder, en kunnen er nog minder mensen lenen. Een vicieuze cirkel dus. De verkeerde kant op.

Bizar. De huizen staan er toch gewoon al? Er is toch geen fysieke noodzaak om mensen uit hun huis te zetten omdat ze even hun hypotheek niet kunnen aflossen? Niemand anders gaat er in wonen, als er geen koper voor is. En als je de bewoners er uit zet, wordt het huis ook niet meer waard. Net zo min als het echt meer waard wordt als het huis ouder wordt en aftakelt.

Je kunt er alleen meer geld voor vragen. Maar eigenlijk is dat dus eerder omdat het geld gestaag mínder waard wordt, en niet omdat de huizen méér waard worden.

Een huis wordt er ook niet minder mooi op als de rente of de aflossing niet op tijd, of helemaal niet betaald wordt. Het enige effect daarvan is dat de balans van de bank niet meer klopt. Dat is natuurlijk heel vervelend. Maar wonen is toch echt een grotere levensbehoefte dan tellen.

Dus jammer dan voor de bank. Tijd om de rekenregels te veranderen, lijkt mij.

Pannekoek


Een middagje samen in Amsterdam, met z'n tweeën. Fijn. Museum, slenteren, winkelen, koffie. En ter afsluiting nog iets kleins eten in een restaurantje midden in de stad. Een pannekoek met spek. Lekker.

De kok moet alleen nog even eieren lenen bij de buren. Of zoiets. Want we wachten nu al een half uur. Dan maar wanhopig de serveerster aanspreken, en dreigen met weg gaan zonder betalen. Niet te geloven, ze zijn net klaar.

Ze zijn groot en heel bleek. En toch niet zo lekker. Taai van buiten, kleverig van binnen. Precies zoals ik ze niet lekker vind. Maar honger maakt een rauwe pannekoek zoet, en hij staat in mijn maag, dus die is dan ook weer vol.

“Die winstmarge is zo wel erg groot” merkt mijn vrouw op. De pannekoek was inderdaad best prijzig, en veel ingredient zat er niet in. We betaalden rustig twintig keer de prijs van het meel, water, ei, spek zout en olie. Het verhitten zal ook niet veel hebben gekost, want hij was nog half rauw. Dus meer dan 90% van de prijs gaat naar... ja wie eigenlijk?

Niet naar de serveersters of de kok in elk geval. En ook niet naar de schoonmaakster, want die was al wat langer niet geweest. Ook niet naar de inrichting van het pand, want hoewel het er nog gezellig uitzag, was het ook best afgeragd.

Ik vermoed dat het grootste deel van de winst naar de verhuurder van het pand gaat. Want zo'n plek in hartje Amsterdam is natuurlijk erg gewild, en erg duur. Grondprijzen in het centrum van een stad, en zeker een hoofdstad zijn hoog. Prijzen van het vastgoed zijn nog hoger, en de huren rijzen helemaal de pan uit. Eigenlijk gaan de huren van dit soort panden vaak gewoon zo hoog als ze kunnen. Dat heet marktwerking. Hoe meer gekken er iets voor willen geven, hoe hoger de prijs.

En die huur gaat bij voorbaat van de winst van de hurende ondernemer af. Hoe hoger de huur, hoe minder er voor de kwaliteit van het voer overblijft. Goed en goedkoop eten vind je waarschijnlijk niet midden in de stad – zeker niet in een toeristenbuurt.

Tja. Als je dat in overweging neemt was die pannekoek nog best aardig.

dinsdag 23 december 2008

Robot


Een gedachtenexperiment.

In de Lexus-fabriek werken nog maar twee mensen. Eentje die de processen in de gaten houdt. En eentje die de auto die van de assemblage-band af komt naar de parkeerplaats rijdt. De auto zelf wordt helemaal in elkaar gezet door robots.

Mijn schoonvader wordt er altijd blij van, als hij er over vertelt. Zelf werkte hij ooit op een afdeling met veertig boekhouders en accountants. Nu werken er nog twee. Eentje voor als de ander op vakantie is of ziek wordt. De rest is geautomatiseerd. Daarom is mijn schoonvader betaald werkeloos, met vervroegd pensioen.

Automatisering rukt op. De robots komen. Ze nemen alle zware en monotone arbeid van ons over. En als we willen doen ze nog veel meer voor ons.

Betekent dat nu ook dat we allemaal zullen gaan genieten van overvloed, terwijl we er nauwelijks meer voor hoeven te werken?

Ik ben een beetje bang van niet. De robots en computers worden waarschijnlijk gekocht door grote investeerders. En zij gaan profiteren van de winst die ze maken, omdat ze zoveel minder mensen hoeven in te huren. Zij worden er in eerste instantie dus wel rijker op.

De mensen die worden ontslagen krijgen met geluk nog wel wat mee. De mensen die nu niet meer worden ingehuurd niet. En de mensen die nooit de kans hadden om er iets mee te maken te hebben – dus de meesten van ons – die profiteren nauwelijks. Alleen zullen spullen goedkoper worden, omdat ze efficienter worden gemaakt, door robots. Maar of ze de spullen echt kunnen kopen, dat is de vraag.

Heel veel mensen gaan werkeloos worden door de komst van de robots. En wie nu niet werkt, die heeft geen recht op geld. En wie geen geld heeft die mag niet leven. In elk geval niet officieel.

Dan wordt het niet een wereld waar bijna niemand hoeft te werken en iedereen leeft in weelde.
Het wordt een wereld waar niemand kan werken en bijna iedereen leeft in armoede.

Denk er maar eens over na.

Daarom moeten we onze ideeën over een eerlijke verdeling van inkomen en onze arbeidsmoraal nu vast herzien. Anders zijn we te laat.



Afbeelding: Kuka Roboter, Augsburg

Holiday


“Gaan we volgende week weer verder? Woensdag of donderdagavond?”
“Dan is het Kerstavond en Kerst.”
“Oh ja. Natuurlijk.”
“Vier jij helemaal geen Kerst?”
“Nee. Wij gaan gewoon door.”

Mijn bevriende collega is heel gelovig. Meer dan ik. Maar hij is geen Christen. Hij is een Moslim. En Moslims vieren een ander feest dan Kerst. Zij hebben Ramadan, Suikerfeest en Offerfeest. Daar doen wij als Christen niet aan mee. Dan werken en eten wij weer gewoon door.

Met Kerst vieren wij de komst van de profeet Jezus. En tegelijk vieren we onder een denneboom stiekem de komst van de nieuwe zon. De dagen worden vanaf de 21e december weer langer. Met de 24e weet je wel weer zeker dat het ook dit jaar zo is dat de zomer er weer aan komt, in de verte.

De Romeins Christelijke verbreiders van ons nieuwe geloof vonden het blijkbaar een prima idee om het oude feest van de wassende zon te combineren met het nieuwe verhaal van de verlosser uit Betlehem. Christus is ook een beetje de nieuwe zon in ons leven, op die manier. Slimme combi.

Natuurlijk moesten we dat van de zon vervolgens maar vergeten. Maar de Kerstboom bleef.

De Islamieten vieren met het offerfeest dat de profeet Ibrahim (bij Christenen Abraham) zijn zoon toch niet hoefde te offeren aan Allah (God bij de Christenen), en dat hij en zijn zoon toch vertrouwden in het allerhoogste. In plaats daarvan moest Abraham een schaap offeren. Daarom eten Moslims nu elk jaar bij elkaar schaap. Heel veel schaap.

Net zoals wij bij elke familie met Kerst ons vol moeten eten, al is het dan niet meer altijd met kalkoen.

Dus allebei eren we één van de profeten op onze grote feesten. Waarom eren we ze eigenlijk niet allebei allemaal? Zou dat te veel vrije dagen kosten? Of zouden we ze extra kunnen krijgen in het kader van arbeidstijdverkorting?

In de middeleeuwen was er voor iedere dag wel een heilige. En er waren misschien wel meer dan zeventig festivals per jaar die echt gevierd werden. Carnaval in Venetie duurde ooit in hoogtij (of was dat laagtij?) bijna een half jaar. Wel wat overdreven.

Zouden de zaterdagen dan ook vrij van werk zijn geweest? Vast niet allemaal. En op een enkel festival moesten ook belastingen betaald worden. Op Michael's mass. Dat is ook een soort werk. En toch. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de middeleeuwers aardig wat konden feesten. Meer dan nu. Zijn we dan misschien wel méér gaan werken in plaats van minder?

Of zouden onze heilige dagen alleen maar in vakantie zijn veranderd? In “holidays”?

Huis


“Waarom woont Tony eigenlijk niet in een echt huis?” vraagt mijn oudste dochter. Tony is haar vriendje dat in Amsterdam woont. Hij woont op de benedenverdieping van een pand waar nog drie andere wooneenheden boven zijn. Het maakt deel uit van een lang blok gelijkvormige apartementen dat ooit in de jaren dertig is neergezet.

Wij wonen zelf in een blokje van vier woningen aan straat achteraf met grote bomen. Ons huis heeft geen kelder, maar het heeft wel begane grond, eerste verdieping en een studio op zolder. Een wat rommelige eengezinswoning, ook uit de jaren dertig. Maar het voelt wel al meer als een huis.

Zonder buren boven of onder je. Met een tuin voor en achter. Een plek waar je boven op bed kunt liggen en horen hoe er beneden op de piano wordt gepingeld.

Ik ben in Amsterdam opgegroeid in een klein appartement zonder buitenruimte. Jaren woonde ik met vriendin op minder dan vijftig vierkante meter. Een woning in de stad is meestal geen huis. Op zijn best is het een chique woonkelder of zolder. Maar meestal is het meer een soort poppenhuis. Alles is eigenlijk net te klein en net niet echt. Klein keukenblok. Eettafeltje met twee stoeltjes, of eentje die je kan uitklappen met een paar krukken er bij. Een bed dat de kamer vult, of een bed dat extra klein is. Een balkon of dakterras van zes vierkante meter. Gezellig horen wat voor muziek de buren draaien.

In een stad is nu eenmaal minder ruimte per individu. De grondprijzen in een stad zijn hoger, want iedereen wil in de stad wonen. Of in elk geval veel mensen. In de stad is namelijk meer werk. Of een uitkering.

En omdat de grondprijzen hoger zijn, zijn de woningen kleiner. Dan kost het je minder per persoon, aan de grond. Of de speculant kan er relatief meer op verdienen. Vier kleintjes leveren veel meer op dan één grote. Daarom woont het gros van de stadsbewoners niet in een écht huis. Maar alleen in een stukje er van.

Je bent anoniemer in een stad. Soms is het 's er avonds gezelliger. Het groen is er vaak grijzer, en publiek in plaats van privé. Er zijn vaak meer gekke winkeltjes en boetiekjes. Meer markten, meer kerken, meer musea. Soms alleen meer beton, in de buitenwijken. Daar zijn ook veel appartementen, in flats. Steden hebben “het”. En wat “het” dan precies is weet ik eigenlijk niet.

Ja. In de stad wonen mensen minder vaak in een huis. Maar ik vraag me af of stadsbewoners daar bewust voor kiezen. Ik koos er niet voor. Ik zocht gewoon wat ik kon krijgen. En ik denk dat de meeste stadsbewoners dat doen.

maandag 22 december 2008

Puinzooi

“Kun je nu ook gewoon kijken naar de tuin zonder te bedenken wat je er allemaal nog aan moet doen?” Mijn vrouw kijkt uit het raam. Het is inderdaad wel een puinzooi.

Oude fietsjes van de kinderen, een kapotte fiets die al een half jaar wacht op een nieuw tandwiel. Een omgekiepte kruiwagen. Hij staat op zijn kant omdat hij anders vol liep met regenwater. Stapels stenen die we uit het terras hebben gesloopt. Speelgoed. Een bezem. Een verweerd tuintafeltje en bijpassende stoeltjes. Groene klimplanten en bruine afgestorven klimmers in innige omhelzing.

Mijn vrouw heeft gelijk. Er moet nog heel veel aan gebeuren. Het heeft ook zo veel geregend de laatste tijd. Alle goede voornemens werden er door weg gespoeld. Nu schijnt het zonnetje. Misschien zou ik nu iets moeten doen.

Maar dat is niet wat mijn vrouw bedoelt. Ze bedoelt dat je er ook gewoon naar kunt kijken, en er van genieten.

Stel dat het niet onze tuin was, maar een tuin van iemand anders op Sicilie. De zon streelt over de verweerde spulletjes die even, achteloos in de tuin zijn neergezet. Planten groeien rustig over alles heen, en maken het een geheime idyllische plek. De kinderfietsjes zijn bijna nostalgisch, een herinnering aan toen we zelf klein waren. De verf van de meubels is afgebladderd door alle seizoenen die er over heen zijn gegaan. Bevroren in de tijd. Als het zonnetje nog even schijnt zou je bijna op de stoeltjes kunnen zitten.

Van die tuin hadden we vast wel een foto gemaakt. Misschien hadden we die wel uitvergroot en aan onze muur gehangen. Of we hadden zo'n soort foto gekocht op een poster. Want er zijn heel wat van zulke tafereeltjes die je kunt krijgen in decoratiewinkels. Vaak in ouderwets zwartwit of stemmig sepia. Toen we ons huis zochten hebben we genoeg van zulke idyllische rommelfotoos gezien bij anderen. Die vormden dan een bijna weemoedig contrast met het echte, netjes opgeruimde terrastuintje buiten.

Goh. Wat kan zo'n puinzooi in de tuin eigenlijk mooi zijn. Als je maar weet hoe je er naar moet kijken.

donderdag 18 december 2008

Prins


Mijn vrouw en ik zijn op zoek naar vleugeltjes. Elvenvleugeltjes.

We hebben ze nodig voor een duur verkleedfeestje. Als speelse noot. Maar onze dochters zullen er ook wel blij mee zijn, als we ze aan hen doorgeven als cadeautje. De oudste speelt graag fee. Want haar favoriete filmheldin is ook een fee, die haar vleugels krijgt als ze een heldendaad heeft verricht.

Kijk, daar staat de pop van de heldin. Met hele grote vleugels. Voor heel veel euro's. Wel mooi. En ze is een beter voorbeeld dan de vroegere sprookjesprinsessen, die alleen gedwee ach en oh konden roepen.

Disney's Assepoester is wat dat betreft eigenlijk zo gek als een deur. Ze leeft in een droomwereld en ze kleedt muizen aan. Sneeuwwitje is al iets beter. Maar haar forte bestaat ook uit hard gillen, wegrennen, en kordaat opruimen en schoonmaken. Oh ja, ze zingen en dansen wel leuk allebei.

De nieuwe films van Barbie zijn wat dat betreft echt een vooruitgang. Hier gaan de heldinnen zelf dapper op avontuur. Ze kijken met hun hart, reizen ver, trotseren sociale druk, vinden vriendschap, en ze redden nog prinsen ook.

Kijk, daar staat ie. De pop van de prins. Het is nog best een stoere prins, al moet hij nu voor de verandering gered worden. Hij ziet er zelfs wat realistischer uit dan de gemiddelde jongenspop.
En aantrekkelijker voor dames, begrijp ik van vrouw en vriendinnen.

Raar eigenlijk. Meisjes spelen met meisjespoppen, en jongens spelen met jongenspoppen. De meisjespoppen worden inmiddels iets realistischer qua verhoudingen, al blijven de voeten vaak miniscuul. Daar kun je toch niet op staan? Jongenspoppen lijken eerder onrealistischer te worden. Veel hebben armen alsof ze een liter anabole steroiden per dag drinken. En keiharde sixpacks. Dat die sixpacks keihard zijn is dan weer wel realistisch.

Jongens spelen oorlogje. Jongenspoppen zijn vechtmonsters en soldaten. Maar als je als jongen een meisje in je speelwereld wilt toelaten, dan moet je zelf maar iets met een Barbie frobelen. Die zijn weer roze en ultra-vrouwelijk. Dat wordt dan een “Babe with Gun”. En bikini.

Tja. Hoe verwacht je zo dat jongens emancipatie op de werkvloer serieus leren nemen?

En terwijl de jongens ultra-stoer proberen te doen met hun macho men, kijkt de Barbie Prins toe. Zou een van de jongens ook met hem willen spelen? Of moet altijd een meisje zijn rol spelen, als stand in? Zou hij stiekem een soldatenpak aan kunnen trekken? Dan kan hij meedoen met de luchtmobiele reserve bij de jongens. En dan 's avonds weer dansen in zijn prinsenpak met de prinses uit het sprookje.

Prins doet zijn best om een brug te slaan tussen twee werelden. Hij zou wel wat hulp kunnen gebruiken.

Dan spelen wellicht op een dag meisjes en jongens met de zelfde soort poppen. In fantasie-werelden die dichter bij elkaar liggen dan veel werelden van mannen en vrouwen nu.

IJsland


Ijsland is groot, wild, woest en mooi. Vulkanen, geisers, eindeloze watervallen, gletsjers, woestijnen. Het is een beetje kaal, dat wel. Er zijn nauwelijks bomen. En nu ook niet meer zoveel geld.

Vorige zomer zwierf ik met mijn schoonvader over het eiland in een terreinwagen. Dat is geen overbodige luxe buiten Reykjavik, want de meeste wegen bestaan uit scherpe gravel. Dus buiten de randstad heeft iedereen een Pickup, Jeep, Landcruiser of Landrover. Dat ziet er een beetje uit alsof je in de PC Hooft rijdt. Maar op IJsland worden de wagens ook echt gebruikt om dwars door rivieren te rijden, en niet alleen om drempels te slechten.

Dat de economie van Ijsland vreemd aan doet voor iemand van het vasteland merkten we toen ook al. Alles was er schrikbarend duur, vooral het eten. De meeste mensen daar hebben naast hun baan daarom ook een bijbaantje. Als toerist ga je ook zo door je budget heen. Wij kregen zelfs het gevoel dat we eigenlijk de helft te veel betaalden voor de Ijslandse munt.

Waarom die prijzen zo hoog zijn begreep ik pas later. Ijsland heeft een eiland-economie. Ze moeten bijna alles importeren wat ze nodig hebben. Ze zijn afhankelijk. Omdat ze weinig kunnen bieden aan het buitenland, moeten ze als land voorzichtig zijn met de inkopen. En ze moeten alle buitenlands geld binnen harken wat ze kunnen. Want alleen daarmee kun je spullen die je nodig hebt importeren.

Maar nu is het mis. Met het instorten van Ijslandse banken is het geld nog opper dan op. En Ijsland heeft al een tekort op de handelsbalans. Ze moeten stelselmatig meer invoeren dan het buitenland van hen wil hebben. Dat wordt zo nog een donkerder winter dan anders.

Ik vraag me af. Zo'n mooi land moet je toch in stand houden. Zouden we het niet kunnen subsidieren? Het tekort is maar tussen de één en twee miljard euro per jaar. Dat is een schijntje vergeleken met de sommen die nu aan vallende banken worden gespendeerd. Zeker als je die miljarden omslaat over heel Europa.

Natuurlijk kun je roepen dat ieder land voor zichzelf moet zorgen. Dat de markt verstoord wordt als je zo subsidies uitreikt. Of dat de Ijslanders dan maar meer hun best moeten doen om zelfvoorziend te zijn. Wellicht dat ze maar op een houtje moeten bijten tot de cijfers wel kloppen.

De bevolking van Ijsland is net zo groot als die van de stad Utrecht. Zo'n 300,000 mensen. De stad Utrecht is ook niet zelfvoorziend. Er wordt niet genoeg voesel verbouwd. Er wordt zelfs bijna geen voedsel verbouwd. Er wordt geen olie of andere grondstof gewonnen. Er wordt heel weinig tastbaars geproduceerd. Er vindt wel veel transport plaats en er is een beetje toerisme.

Als je de stad Utrecht als een onafhankelijk land zou beschouwen, dan was hun handelsbalans waarschijnlijk waardeloos. Hun enige hoop zou liggen in het heffen van een flinke tol op hun ringweg. Anders zouden de inwoners van Utrecht moeten omkomen van de honger. Want niemand zou de Utrechtse munt willen kopen.

Utrecht subsidieren we stiekem wel. Want de stad maakt gewoon deel uit van Nederland.

Waarom zouden we niet hetzelfde doen met natuur-reservaat Ijsland? Ijsland maakt ook deel uit van Europa. We hebben een bevolking van bijna 500 miljoen in de EU. Als we allemaal vijf euro per jaar bijdragen, hebben we al meer dan twee miljard. Dan is het voortbestaan van Ijsland gegarandeerd. Ze hoeven dan niet hun zee leeg te vissen om geld te verdienen.

Vijf euro de man. En als we de eerste paar jaar nog eens vijf euro de man doen, dan zijn alle verloren bedragen in Icesave ook goed gemaakt.

woensdag 17 december 2008

Minder


Ik ben op zoek naar pindakaas. Maar dan wel echte.
Die vind ik lekkerder.

Natuurlijk zitten er in alle soorten pindakaas pinda's. Ook als er op staat “kan sporen van noten bevatten”. En natuurlijk heb je groffer gemalen pindakaas, met stukjes pinda, en smeuigere pindakaas die nog fijner vermalen lijkt. Maar er is nog meer verschil.

Er kunnen namelijk meer of minder pinda's in zitten. Relatief. Gelukkig staat dat tegenwoordig verplicht achterop. In heel kleine lettertjes.

Dat wordt dus lezen. Het euro-merk is in eerste instantie het aantrekkelijkst, want die is het goedkoopst. Maar nee. Er zit maar voor twee derde pinda's in. De rest is soja-olie, glucosestroop en andere plantaardige vetten. Vijfenzestig procent pinda's. Valt af. Ik wil pinda-olie, niet soja-olie.

Het huismerk komt al op 75%. Hm. Ik herinner me uit een andere winkel een huismerk met maar liefst 95% pinda's. Of helemaal niet zo dure biologische fair trade pindakaas met 99% pinda's, en de rest zout. Waarom hebben ze hier toch minder pinda in de pinda?

Uiteindelijk wordt het maar het A-merk. Die heeft tenminste nog 85% pinda. De rest heeft minder. Oh wacht! Er staat nog speciale pindakaas met 25% minder vet. Om slank van te worden.

Nee, toch niet. De 25% vet is vervangen door glucosestroop. Het is dus eigenlijk net zo goed of slecht als het veel goedkopere euro-merk. En van de glucosestroop wordt je net zo dik, of dikker als het vervangen vet. Niet alleen minder vet. Gewoon minder!

donderdag 11 december 2008

Vis


Ik ben boos. Ik heb helemaal niet te veel vis gegeten.

Zo vaak is me verteld dat wij te veel vis hebben gevangen. Trawlers haalden voor mij vis uit de Noordzee en de Atlantische Oceaan. Dan zou er altijd genoeg vis in de vriezers van de winkel liggen. Maar ze haalden te veel. Ze vistten de zee leeg.

Want ik wilde te veel vis eten. Ik ben namelijk een consument. En de consument wilde vis. Dus het was mijn schuld.

Sinds ik op Ijsland ben geweest weet ik dat dat niet waar is. Want de Ijslanders hebben hun zee leeg gevist. Tot drie keer toe. Eerst hadden ze een twaalf-mijls zone om hun eiland waar ze exclusief mochten vissen. Die vis raakte op.

Toen claimden ze een exclusieve vijftig-mijls zone, tot ongenoegen van Engeland en Nederland. Maar ook die vis raakte op. Dus toen breidden ze nog maar een keer uit, tot tweehonderd mijl rondom Ijsland. Het werd bijna oorlog tussen de Engelse schippers en de Ijslandse kustvaarders, met aanvaringen en bedreigingen en al.

En ook die vis raakte op.

Omdat de consument te veel vis wilde eten? Nee. De meeste vis werd zelfs verkocht als veevoer, vermalen tot vismeel. Je kon het ook als kunstmest gebruiken als je wilde. Spotgoedkoop. De consument wilde dus helemaal niet zoveel vis.

Waren die Ijslanders helemaal gek geworden dan? Gingen ze zomaar hun zee leeg vissen om alle vis tot vismeel te vermalen, gewoon uit balorigheid? Schoten ze de walvissen systematisch uit het water voor de sport? Helaas niet.

Ijsland had buitenlands geld nodig. Want Ijsland is niet zelfvoorziend. Veel voedsel moet geimporteerd worden, voertuigen, bouwmaterialen, machines, brandstof, bijna alles eigenlijk. Om die spullen te kunnen kopen heb je buitenlandse valuta nodig. En die krijg je alleen als je er iets voor levert, iets exporteert dat andere landen willen hebben.

Ijsland heeft bijna niets wat het kan leveren. Alleen natuurschoon, schone energie, ruimte voor militaire bases, en... vis. Vis leverde ongeveer 90% van alle import-inkomsten op*.

Dus om te overleven in de globale economie, of eigenlijk gewoon om in de behoeften voor het leven op Ijsland te kunnen voorzien, moest vis geleverd worden. Vis verkopen was de enige echte manier om de broodnodige buitenlandse valuta te krijgen.

Maar wat gebeurde er als de buitenlandse consument eigenlijk geen vis meer wilde? Dan moest de vis maar op een andere manier verkocht worden. Dan moest het maar goedkoper verkocht worden dan de Nederlanders, Noren of Engelsen het aanboden. En als die landen het dan nog niet wilden of zelfs hun markten dicht dreigden te gooien tegen Ijslandse vis? Dan moest de vis desnoods onder de kostprijs worden verkocht, als goedkoop veevoer. Want het buitenlandse geld moest binnenkomen. Kostte wat het kost.

Dus ik had niet te veel vis gegeten. Het was niet mijn schuld. Het was niet de schuld van de consument.

Het kwam door de manier waarop onze internationale handel nu werkt.


Bronnen o.a.:
Iceland's 1100 years, Gunnar Karlsson, 2000/2005

*Recent experimenteerde Ijsland ook met een soort “off-shore banking”. Denk aan de Kaupthing bank met Icesave. Maar ook dat was bepaald geen succes. Wellicht omdat er geen echte eigen economie voor de geboden rentes borg kon staan.

woensdag 10 december 2008

Motivatie


Geld, geld, geld. Crisis, crisis, crisis.
De kranten staan er nog steeds vol mee, en iedereen heeft er een mening over.
Maar eigenlijk interesseert het me ook steeds minder.
Gek.

Ik zou misschien als een gek mijn geld heen en weer moeten gaan schuiven. Als ik er heel hard mee wapper, misschien dat het dan meer waard wordt. Of in elk geval niet minder. Misschien zou ik nu mijn huis moeten verkopen en moeten verhuizen naar Ijsland. Oh nee, juist naar Nieuw Zeeland. Misschien moet ik wel goud kopen, om in te beleggen. Of toch juist plutonium.

Als ik nu heel bang zou zijn voor de toekomst, misschien komt die dan wel niet. Of als ik nu heel somber ben, misschien ervaar ik die toekomst dan relatief als minder naar. Als ik nu veel kranten lees, misschien wordt mijn hoofd dan wel zo moe dat ik door de crisis heen slaap.

Ik merk dat ik in elk geval steeds minder gemotiveerd ben om te sparen of te beleggen voor morgen. Moet ik heel hard gaan werken om straks lekker veel geld te hebben? Waarom? Heel veel kopen om heel veel te hebben? Waarom?

Als het bankwezen blijkbaar zelf niet eens in staat is om haar balansen op orde te houden, waarom moet ik dan doen alsof ik dat wel kan? Ze mochten als voorrecht zelfs geld maken uit het niets. Uit het niets, als het nodig was. Tien tot honderd maal zoveel als er wel was. En zelfs dat was rekbaar.*

En nog kunnen banken zich met al hun trucs niet indekken voor de toekomst. Nog blijkt het inmiddels immense bezit van banken en hun rijke aandeelhouders niet rijk genoeg om zekerheid voor altijd te bieden.

Waarom zou ik dan wel elke maand netjes uitrekenen hoeveel ik mag kopen, en hoeveel ik moet bewaren? Waarom? Waarom zou ik me als een gek proberen in te dekken tegen wat komt?

Ik snap waarom ik niet meer zou moeten nemen dan ik nodig heb. Dat hoeft ook helemaal niet. En ik hoef ook niet minder te nemen. Niet te veel, maar ook niet te weinig. Want kijk maar hoe veel er elke dag nog in onze supermarkten ligt. Overvloed. Kijk wat een handvol boeren kan produceren. Overvloed.

Ik snap ook waarom ik zou moeten bijdragen aan dat we die overvloed kunnen houden. En natuurlijk wil ik dat ook. Dat is eigenlijk alleen maar leuk, en fijn om te kunnen bijdragen.

Maar juist dat moeten jagen op geld, om zeker te zijn dat je nog mag bestaan in de toekomst. Dat vind ik eigenlijk niks. Daardoor is er helemaal geen ruimte meer voor nu.

Ons groei-kapitalisme motiveert tot indekken, en sparen en schuiven, wapperen en beleggen, graaien en stelen. Maar eigenlijk motiveert het niet tot gewoon genieten van nu hier zijn.

Wat een ruimte zou dat in mijn hoofd opleveren. Wat een ruimte zou dat in de economie opleveren. Als we er allemaal gewoon mochten zijn. Allemaal mochten eten, wonen en genieten.
Ook als we geen geld hadden.


*Dit heet fractioneel bankieren, en is de basis van ons huidige bancaire stelsel. Zie bijvoorbeeld:
en.wikipedia.org/wiki/Fractional_Banking

dinsdag 9 december 2008

Liquidatie


Vastgoedcriminelen en drugsbaronnen schieten elkaar in de randstad regelmatig neer. Meestal wordt het slachtoffer op klaarlichte dag klemgereden of bij zijn deur opgewacht. Iemand met een baseballpetje trekt een pistool of automatisch wapen. Hij doorzeeft het slachtoffer meerdere malen, en vlucht dan met een handlanger op scootertje door de stad.

Zelden wordt de dader, de handlanger of de opdrachtgever gepakt.

Niemand maakt zich er al te veel zorgen over. Natuurlijk is het voorpaginanieuws. Natuurlijk is het reuzespannend om te gissen wie er nu precies wie probeert om te leggen. Maar de meesten van ons zijn geen crimineel. En zeker niet eentje met zoveel geld, of zo veel kans koud gemaakt te worden door een Joegoslavische huurmoordenaar.

Politieke moorden komen ook voor, zelfs al worden ze niet precies zo genoemd. Het slachtoffer wordt op klaarlichte dag klemgereden of buiten opgewacht. Iemand met een baseballpetje trekt een pistool of automatisch wapen. Hij doorzeeft het slachtoffer meerdere malen.

De dader vlucht tevergeefs te voet, wordt door de politie klemgereden en opgepakt.

In het buitenland gebeurt dat ook. Meestal vlak voor verkiezingen.

Zo werd in Zweden in 2003 minister Anna Lindh op nota bene 11 september vermoord door een Joegoslaaf met een baseballpetje. Hij werkte wel met een mes, maar stak meerdere malen. Hij kwam wel uit een typisch huurmoordenaarsland, maar hij handelde toch echt alleen. De moord was enkele dagen voor het referendum of Zweden zou deelnemen aan de Euro.

Presidentskandidate Buttho stootte vorig jaar in Pakistan haar hoofd tegen een deurknop terwijl een man met zonnebril uit het publiek haar beschoot. Al Qaeda kreeg de schuld. Buttho overleed, en haar zoon nam de verkiezingsstrijd over.

Vlak voor de laatste Spaanse verkiezingen werd iemand van Zapatero's partij in zijn auto doorzeefd. Hier verdween de moordenaar wel, maar de ETA kreeg snel de schuld. Enkele jaren eerder werd vlak voor de verkiezingen een complete metrotrein opgeblazen in de spits. Zapatero gaf de ETA de schuld, de rest wees ongeveer naar Al Qaeda.

Russische en Bulgaarse politici worden natuurlijk voortdurend geliquideerd, en Italianen kennen ook niet anders. Amerikanen hebben gemiddeld elke twintig jaar wel een moordaanslag op hun president. Wel altijd door een eenzame gek.

Politieke moorden worden altijd begaan door eenzame zonderlingen of terroristische organisaties.

Zou er nou nooit eens een politicus worden geliquideerd in opdracht van een vastgoedcriminieel, een drugsbaron, of gewoon een concurrent?

Nadenken


“Waarom wil je dat toch allemaal weten?” vraagt mijn vrouw.
Eigenlijk weet ik dat niet. Ik ben gewoon nieuwsgierig, denk ik.
Ik heb er ook een hekel aan als ik het gevoel heb dat er iets niet klopt.

Op internet en in oude kranten heb ik weer gespeurd naar feiten achter de moord op Pim Fortuijn en Theo van Gogh. En als vanzelf zoek ik naar de ongerijmdheden, en de ongeregeldheden. Misschien ben ik wel op zoek naar een verhaal. Misschien wil ik gewoon mijn eigen mening vormen over wat er nu aan de hand is.

De tweede moorden zijn ook zo spectaculair. En er was wellicht geen betere manier geweest om de algemene opinie te beinvloeden. Fortuijn was vermoord in het Media Park. Onder de neus van televisie en radio, dus die moesten er wel iets mee doen. En Theo van Gogh was weliswaar een enfant terrible, hij was ook overbekend grachtengordel-columnist en televisiemaker. Collega's moesten wel in actie komen en er voortdurend over praten.

Natuurlijk mochten we bij van der G. niets zeggen over zijn achtergrond als groen radicaal of dierenactivist. Want de man handelde alleen. Dus we moeten niets raars gaan denken over dierenactivisten en milieurakkers. Best lastig. Maar we doen natuurlijk collectief ons best om het geen groene griezels te gaan vinden.

Bij Mohammed B. mochten we natuurlijk niet gaan denken dat alle moslims zo gevaarlijk zijn als hij. Want de man handelde alleen. Zijn lidmaatschap van een losgeslagen groepje radicale moslimfundamentalisten had er ook niets mee te maken. Maar datzelfde groepje moest wel radicaal vervolgd worden. En ondertussen doen we collectief ons best om onderscheid te blijven maken tussen terrorisme en hoofddoekjes. Die hebben natuurlijk niets met elkaar te maken.

En toch hebben we het er steeds over.

Een enkele woordvoerder roept dat we bang moeten zijn, en dat we het niet op ons moeten laten zitten. De conservatieveren roepen dat we moeten oppassen, maar zeggen niet altijd precies op wie of voor wat. En de progressieven roepen dat we niet bang moeten zijn, en ons niet moeten laten ophitsen.

Iedereen lijkt iets te zeggen met de woorden “bang”, “niet” en vooral met “moeten”.

Het lijkt wel alsof ik zelf niet meer mag nadenken.

Kijken


“Heb jij de documentaire gezien?” vraag ik.
“Ja, nu net.” zegt de collega. Als ik hem vraag wat hij er van vond peinst hij even.
“Het was een beetje haastwerk. Hier en daar was het afgeraffeld.”
Natuurlijk is het net iets voor een vakgenoot om het te hebben over de vorm, en niet de inhoud.
“Mijn probleem was een beetje met Katja. Ik vind haar niet zo geloofwaardig. Als bijvoorbeeld Jeroen Pauw de presentatie had gedaan, dan had het gestaan als een huis.”

Helaas moet ik hem gelijk geven. Niet omdat ik vind dat Jeroen Pauw het beter had gedaan. Maar Jeroen Pauw is de stem van het nieuws achter het nieuws. De stem van de cynische, redelijke, geaccepteerde, mainstream interviewer. Katja Schuurman is die knappe actrice met hese stem, die potentiele mannenverslindster, en die wilde meid die uit haar dak gaat op Nederland 3.

Dus als Jeroen Pauw die documentaire over de moord op Theo van Gogh had gepresenteerd, had iedere collega uit de mediawereld gekeken. Iedere politicus had er op zijn minst van gehoord. Iedere grachtengordel-bewoner had er over geconverseerd. Of het nu waar was geweest of niet – er waren misschien zelfs kamervragen van gekomen.

Maar Jeroen had het niet gedaan. Katja had het gedaan.

En naar Katja kunnen mannen niet kijken zonder op zijn minst zich ongemakkelijk te voelen. Is ze te mooi? Te direct? Te uitdagend? Te sexueel beladen? Misschien hebben vrouwen wel het zelfde probleem. Katja serieus durven nemen is blijkbaar een sociale uitdaging.

Dus vrijwel niemand van mijn collega's had gekeken toen de documentaire uitkwam. Zelfs niet stiekem. Op een gegeven moment begon ik me zelfs af te vragen of ik me moest schamen dat ik wel had gekeken.

Katja maakte de documentaire “Prettig weekend, ondanks alles” omdat ze bevriend was met de vermoorde Theo van Gogh. Zij vond dat er te veel dingen niet klopten aan de presentatie in de media, het onderzoek naar de moord, en zelfs het gedrag van politie en inlichtingdienst voorafgaand aan de moord. En in haar documentaire stelde zij deze zaken systematisch aan de kaak.

“Ja, ze hebben wel boven redelijke twijfel aangetoond dat er iets mis zit.” zegt de collega later tegen een andere collega over de documentaire van Katja. “Het lijkt er alleszins op dat Mohammed B. een informant van de inlichtingendienst was. En dat ze hem daarom hebben laten lopen.”

De andere collega knikt. Katja heeft dus toch een punt gescoord.

Als Jeroen Pauw het had gedaan had hij misschien nog veel groter gescoord. Misschien was er dan ook echt meer mee gebeurd. In elk geval hadden veel meer mensen gekeken en er over nagedacht. Maar ja. Had Jeroen zoals Katja ook gewild, gekund – en gedurfd?

Bronnen o.a.:
"Prettig weekend, ondanks alles", BNN, Katja Schuurman, 2005

Vraag


Zomaar loop ik hem tegen het lijf. Terwijl ik bij de kassa mijn boeken laat inpakken komt hij naast me staan. Zijn haar is grijs geworden, en hij ziet er erg chagrijnig uit. Zou hij zich nog steeds zo rot en aangeslagen voelen? Het is inmiddels al zes jaar geleden dat het gebeurde. Oh nee, hij kan nog wel lachen, als de kassiere een grapje maakt.

Ik ken hem niet echt, hij kent mij waarschijnlijk helemaal niet. Maar we staan nu even dicht bij elkaar als hij en Pim Fortuyn, toen de laatste in zijn rug en hoofd geschoten werd. Zomaar uit het niets kwam er een man met een plastic tasje, net als mijn plastic tasje. Alleen zitten er in mijn tasje boeken, en in het tasje van de man zat een geladen pistool. Blat! Blat!

Zomaar uit het niets. En daar sta je dan pal naast. Uit de tabloids begreep ik dat dat hem nog heel lang heeft aangegrepen. Hij werd er een heel ander iemand door, misschien wraakte dat zijn huwelijk ook wel. Kan ik me zo voorstellen. Of eigenlijk gelukkig niet echt. Ik kijk nog eens naar hem. Hij glimlacht gelukkig nog. Misschien denkt hij dat ik een handtekening wil. Welnee.

Ik zou hem wel willen vragen: “hoe was dat nou?” Maar dat lijkt me niet bon ton. Tegelijk wil ik het ook helemaal niet weten. Zou hij de moordenaar goed hebben kunnen bekijken? Was het echt van der G.? Of was hij te afgeleid van de schrik?

Nou ja, veel ruimte voor twijfel was er niet. Van der G. was vrijwel op heterdaad gepakt. Beter kan bijna niet. Hij werd achtervolgd door de chauffeur van Pim, die dapper de politie inseinde. En perongeluk was er nog een busje vol ME-ers in de buurt ook. Wat een pech. Had van der G. zich zo goed voorbereid, zich vermomd met petje en zonnebril, latex handschoenen aan. Hij had zelfs van tevoren zijn wapen met wasbenzine ontdaan van vingerafdrukken. Echt profi.

En dan vergeet hij een collega met een vluchtscootertje neer te zetten.

Beetje dom. Of was zijn vluchtscooter al weg gereden? Dat hebben zich vast meer mensen afgevraagd. Misschien van der G. zelf ook wel. Ik begreep pas veel later dat hij niet direct een verklaring had afgelegd. Hij bekende pas na een half jaar. Zo lang moest hij er over na denken.

In samenspraak met de inlichtingendienst en het OM legde hij toen een verklaring af.

Hij had het toch echt alleen gedaan. En alle ongeregeldheden in zijn getuigenissen vooraf waren vergissingen. Waren er dan vergissingen? Ja, toch wel een paar. Het leek er op alsof hij op zijn minst zijn vrouw en vrienden probeerde af te schermen. Misschien ook had hij wel echt handlangers gehad, of was er zelfs een complot wat hij probeerde te verbergen. Maar dat bekende hij dus niet.

Theo van Gogh zag wel een echt complot in. Hij had zelfs een film er over gemaakt: 06/05. Maar ja, de premiere daarvan werd een beetje ondergesneeuwd door de begrafenis van van Gogh zelf. Hij was namelijk net ook spectaculair vermoord.

Van Gogh's moordenaar noemde de complotfilm niet bij zijn motieven.

Ook hij had alleen gehandeld. Uit een soort idealisme, zei hij. Net als van der G. Maar dan anders. Overleg met de inlichtingendienst voor een verklaring was niet nodig. Die hadden hem wel al voor het plaatsvinden van de moord enkele malen opgepakt. En toch weer losgelaten.

Desalnietemin blijft het bizar als ik er over na denk. Stel je voor dat die twee spectaculaire moorden wel met elkaar te maken hebben. Stel je voor dat er wel een complot achter zou zitten! Wat voor verhaal zou dat dan zijn?

Moet ik daar eigenlijk wel over nadenken? Is dat mijn verantwoordelijkheid? Ik stond er niet naast toen het gebeurde, ofzo. De man die nu bij de kassa staat, die stond er naast. En daar sta ik nu weer naast. Is het zijn verantwoordelijkheid? Wie denkt daar eigenlijk over na?