dinsdag 16 november 2010

Gratis!

Hij doet het niet. Hulpeloos kijk ik naar de chauffeur van de bus.
“De OV-chipkaart doet het niet”, zeg ik.
Even kijkt hij me verbaasd aan.
“In de stad is het gratis”, zegt hij.

Ik ben in Alkmaar. Op één van de laatste dagen van het steeds weer verlengde experiment met gratis openbaar stadsvervoer. Ik hoef dus niet te betalen. Dat is wel fijn. En een beetje vreemd. Daar zit ik in een schone bus – van binnen dan – die me zomaar een half uur lopen gaat besparen. En ik betaal niets, alleen een beetje vriendelijkheid.

Ooit las ik daar wel een boekje over, van Dr. Michel van Hulten. Hij vocht jaren lang, ook in de kamer, voor gratis openbaar vervoer, en rekent ons voor dat het ons heel veel kan opleveren. Het leidt tot meer gebruik van openbaar vervoer, en geeft dus minder vervuiling en files. Maar ook in financieel opzicht. Het hele OV-chipkaart systeem, met bijbehorende poortjes, controle-apparaatjes, oplaadpunten en verkooppunten hoef je dan ook niet meer te betalen.

Echt gratis is het natuurlijk nooit. Je betaalt zo'n gemeenschappelijk vervoer toch uit belastingen. Net als dat met onze snelwegen gebeurt. Dus je betaalt dan vooraf – of achteraf, met je belasting. Maar als je instapt niet meer. Je hebt dan een soort levenslang abonnement met kosten naar draagkracht.

Zou het gewerkt hebben? Hier in Alkmaar stoppen ze blijkbaar. “Werkte het nu een beetje?”, vraag ik aan de chauffeur. Hij twijfelt even en haalt zijn schouders op. “Om eerlijk te zijn, voor ons hoeft het niet zo”, hij klinkt boos en beschaamd tegelijk. Hij legt uit dat er relatief veel hangjongeren gebruik gingen maken van de bus. Die reden dan maar heen en weer, en maakten de bus heel ongezellig. Of misschien wel te gezellig. Bij mij doemt een beeld op van beschonken party-gangers en zwervers die een beetje warm proberen te worden. Tja, dat krijg je dan natuurlijk ook.

De chauffeur kijkt even peinzend voor zich uit. “Maar het is wel jammer eigenlijk. Want je zou er veel meer mensen het openbaar vervoer mee in krijgen”. Hij vindt het echt jammer, zo te zien. Ik maak maar een grapje over dat je misschien niet alle soorten mensen het OV in wilt.

Maar ik voel met hem mee. Dat is toch bizar. Dan is iets gratis, en dan lijkt het direct ook behandeld te worden – door sommigen – als waardeloos. Maar gratis en waardeloos is toch niet hetzelfde? Het is wel een terugkerend thema in onze maatschappij. De dingen die echt gratis zijn worden vaak ook eerder verwaarloosd. De eigendommen staan er vaak beter bij. Dat roepen de voorstanders van markt en kapitaal dan vaak. Als je iets moet betalen, dan zorg je er ook beter voor.

Maar is dat wel echt waar? De betaalde trams en metros waren ooit net zo'n puinhoop door vandalisme. Op de best dure trein vanuit Parijs ben ik ook wel bijna beroofd door een heel erg stinkende zwerver. Op de stations in Amsterdam staan er 's nachts ook cordons van bewakers bij de ingangen om de veiligheid en het materieel te waarborgen. En eigendommen worden soms ook best verwaarloosd als de eigenaar er geen geld meer voor heeft – kijk maar naar elke willekeurige vervallen wijk.
Nee. Ik geloof eigenlijk niet dat het komt door wel of niet betalen. Jongeren en dronken lui zoeken toch grenzen op, of ze nu betaald hebben of niet. En zwervers zoeken toch wel desperaat naar een plek om te slapen of het warm te hebben.

En daar heb je controle voor nodig. En regels van beleefdheid en redelijkheid. Al was het maar in de vorm van een vriendelijke conducteur, die je netjes de trein uitzet als je het te bont maakt voor andere reizigers. Eentje die daar ook gewoon regels en bevoegdheid toe heeft. “Nee mijnheer. Deze trein is gratis, want u heeft er al voor betaald met uw belastinggeld. Nu ja, u misschien niet. Maar we verwachten wel wat beleefdheid van u. Anders moet ik u toch echt de deur wijzen.”

Ja, zo'n gratis openbaar vervoer conducteur spreekt me wel aan. Die kan je dan direct vertellen waar je je volgende overstap het best kunt doen. En misschien vragen of je het naar je zin hebt. Want kaartjes hoeft hij – of zij – dan toch niet meer te knippen.

woensdag 27 oktober 2010

Holle Bolle Gijs

“Papier hier, papier hier”. Holle Bolle Gijs in de Efteling heeft nooit genoeg. Kinderen, ook de mijne, en hun ouders gooien graag iets in zijn mond. Dan zegt hij dankjewel. En even later heeft hij weer honger. Holle Bolle Gijs helpt heerlijk om te zorgen dat het schoon is. Want hij drijft mensen tot opruimen, en netjes zijn. Maar Holle Bolle Gijs heeft nooit genoeg. Er moet altijd meer in, ook als alles al is opgeruimd.

Holle Bolle Gijs lijkt een beetje op onze gezamenlijke banken, investeerders, kapitaalmarkten en speculanten. Ook zij helpen om te zorgen dat onze corvee gedaan wordt, door geld te investeren en dat vervolgens weer terug te eisen met wat winst er bij. Dat zorgt dat ondernemers wat harder werken, wat harder opruimen, wat harder produceren, wat drukker verhandelen, wat meer innoveren. Opgejaagd om toch maar die aflossing en rente op te brengen.

Maar ook deze Holle Bolle Gijs heeft nooit genoeg. Dan roept hij steeds harder – “papier hier, papier hier”. Waardepapier dan, natuurlijk. Er moet altijd meer in, ook als alles wat we willen al is gedaan.

Stel je voor dat je Holle Bolle Gijs echt tevreden probeert te stellen. En dat je hem iets voedzaams probeert te geven. Een stuk vlees of zo. Dan roept hij natuurlijk ook nog steeds dat hij honger heeft. Stel je voor, dat lief moedertje Gemeente dan langskomt, en hem voert. Want zij is zorgzaam. Ze voert hem alles wat er is. En als er niets meer is, dan voert ze hem wel een stukje van zichzelf. Zoals de kok die zo lekker voor de koning kon koken. Toen hij geen vlees meer had, stoofde hij zijn eigen voet. En toen zijn been. Enzovoort. Tot er niets over was. Dat doet dit lief moedertje Gemeente ook. Tot er niets van haar over is. Want aangenomen kindje Holle Bolle Gijs moet wel blijven groeien.

Stom? Hoezo? Dat doen Staat en Gemeente toch ook echt? Zij verkochten onze Nuts-bedrijven, en onze grond aan privé-partijen. Privatiseren heet dat. Soms werden er nog wel goede prijzen voor gehaald ook. Zo zag dat er op het moment van verkoop in elk geval uit. Goed, soms is de Staat nog echt aandeelhouder. Maar vaak genoeg is het recht gewoon echt verkocht. En gemeentegrond is ook maar beperkt – tot je je gemeente uitbreidt tot zijn uiterste grens.

Een paar jaar terug had moedertje Gemeente geprobeerd wat van haar wonden te laten helen in een kuuroord op IJsland. Icesave, zeg maar. Maar dat ging mis. Een andere Holle Bolle Gijs at haar arm daar op. Niets aan te doen. De plaatselijke Holle Bolle Gijs schreeuwde toen weer heel hard dat die ook werd opgegeten en nu nog meer honger had. Dus snel gooide vadertje Staat flink wat waardepapier in Gijs. Maar Gijs blijft roepen. Nu praten moedertje Gemeente en vadertje Staat welk been ze dan maar eerst zullen afzagen. Allebei eentje? Dan kunnen ze nog samen hinken tot Gijs weer begint te groeien. En als Gijs, onze financiële economie, weer groeit, dan gaat het vast beter. Dan gaan mensen weer produceren, opruimen, dingen doen. En misschien zelfs kunstbenen voor hen bouwen.

Maar Holle Bolle Gijs begon alweer te roepen. “Rente, rente, winst, winst, er was mij beloofd... ik wil meeeeer. Hongerrrr...”

Bah. Ik vind dit sprookje te gruwelijk. Kunnen vadertje Staat en moedertje Gemeente niet doen als alle gewone ouders in de Efteling? Die kijken of er nog papier of rommel is om in Gijs te gooien. En als er niets meer is geven ze Gijs en hun kinderen een aai over de bol. Straks als er weer rommel is voeren we hem wel. Ga maar spelen, en laat Gijs maar even roepen. Gijs heeft toch altijd honger.

dinsdag 26 oktober 2010

Gecensureerd

In Onze Wereld van deze maand staat een artikel over China. Dat land dat nu steeds in ons nieuws is, niet omdat het zo groot is, maar omdat het het land is waar de economie nog wel echt goed lijkt te gaan. Dat maakt ons jaloers. Ook omdat er veel van onze spulletjes worden gemaakt. En het is natuurlijk weten we allemaal, een nog steeds half communistisch land, met veel censuur.

Het artikel gaat over een dating show in China, en is geschreven door een Amerikaanse schrijver. Hij had mee gedaan met de show, waarin niet wordt geschroomd om dames te lokken met veel geld en andere kapitalistische waarden. En hij won warempel een date met één van de vierentwintig dames. En de dame met hem. Dat maakte hem de eerste buitenlander die won. Een Amerikaan met een Chinees meisje, in China, tijdens de huidige economische spanningen. Maar uitgezonden werd hij niet.

Zijn fragment was weg gecensureerd. “Omdat hij succes had”, vertelde het netwerk hem. Dat mocht dus niet. Maar, zo legde de regisseuse al aan hem uit: “je mag in China alles zeggen, zolang je niet populair bent”. Als je te veel publiek begint te trekken, dan worden de autoriteiten pas zenuwachtig. Zo werd een programma over woningtekort, dat ging over corruptie en uit de hand lopende huizenprijzen pas van de buis gehaald toen het te veel kijkers trok.

Hier in Europa mag je ook alles zeggen. Maar ook hier mogen sommige zaken niet te populair worden. En dan hoef ik nog niet eens aan politieke issues te denken. Bij een commerciele show over het gebrek aan properheid van snackbars en restaurants maakte ik mee hoe een aflevering werd afgelast. De stad die aan de beurt was had namelijk alleen schone restaurants. En de serie was gespitst op viezigheid. Dus de zender wilde deze aflevering niet. Was dat voor de adverteerders van schoonmaakmiddelen? Censuur censuur? Ik weet het niet. De schone stad haalde de buis niet.

Julian Assange liet honderd-duizenden geheime documenten over de oorlog in Iraq op internet zetten. Over alles wat er mis ging en gaat. De Amerikaanse staat neemt hem dat niet in dank af. Natuurlijk, de documenten waren geheim. Maar ze gaan ook over een werkelijk probleem. Een probleem dat de westerse alliantie in Iraq liever stil zou willen houden. Censuur? Door de documenten in eerste instantie geheim te houden wel. Nu? Het wordt Julian Assange op dit moment heel moeilijk gemaakt in de media.

Integratie was ook in de jaren negentig al een hekel punt. Een journalist vertrouwde me toen toe dat je niet mocht zeggen dat de integratie niet lukte, of dat er op zijn minst flinke problemen waren. Hij stak toen zijn nek maar eens wel uit. Censuur? Inmiddels is de situatie veranderd, maar zinvolle dingen er over zeggen zonder te verdrinken in breed publiek debat is moeilijk.

Sarah Wagenknecht probeert in voormalig oost Duitsland een lans te breken voor de minder bedeelden. En ze is heel fel over het in die zin falen van onze markteconomie en onze kapitalistische maatschappij. Haar partij Die Linke won flink in de afgelopen verkiezingen in Berlijn. En aanvallen op haar retro-”communisme” namen toe. Censuur? Niet precies. Maar haar boodschap horen wordt wel moeilijker tussen de aanvallen van de rechtse(re) media door.

Wij kunnen in de vrije westerse wereld alles zeggen. Net als in China. Maar hoe meer mensen er (kunnen) luisteren, hoe meer andere belangen gaan spelen. En dan wordt écht alles zeggen moeilijker. Misschien niet net als in China. Maar misschien zijn de verschillen ook wel minder groot dan we onszelf willen laten geloven.

dinsdag 7 september 2010

Modieus

Drie meisjes kijken me trots aan. Drie foto's, in de krant.
Hun voeten staan een beetje naar elkaar. Hun jurkjes zien er modieus uit.
Ze lachen vriendelijk maar een beetje schuchter.

Ik ben geloof ik op de mode-pagina aangeland. “Fotografen hebben de jacht geopend op de gewone, maar opvallend gekleed passant” staat er. Ja dus, mode. Volgens het artikel hebben modehuizen ontdekt dat consumenten wel graag naar modellen kijken, maar dat dat nog niet betekent dat ze de aangeprezen mode daarom gaan kopen. Mensen kijken liever naar wat andere mensen op straat dragen.

Dus daarom maken fotografen nu foto's van de trendy passanten op straat. Ik kijk nog eens naar de plaatjes. Zijn dat geen modellen? Dan hebben deze gewone meisjes op straat ook al te dunne benen. Natuurlijk zijn ze mooi. Echt wel. Maar iets minder dun waren ze dat minstens zo. En dan had ik me ook geen zorgen gemaakt over hun gezondheid. Nu vind ik dat toch wel een beetje eng, zo dun.

En wat staan ze eigenlijk voorzichtig. Zijn ze toch een beetje verlegen? Dat zou kunnen. Proberen ze als schoolmeisjes over te komen? Of schrokken ze een beetje van de aandacht van de fotograaf? Hij – of zou het een zij zijn? – heeft ze er wel mooi uitgelicht op gezet. Net echte modellen.

Hoe zouden ze geronseld zijn?
“Hallo, wil jij je foto op internet?”
“Nee, je hoeft je kleren niet uit te trekken hoor. Je moet ze juist aan houden.”
"Zet je tenen even naar elkaar toe, alsof je gaat omvallen, ja zo."
Zou het iets schuiven? Leuke bijverdienste als je geplaatst wordt? Kans op een mode-cheque? Gratis bezoekje aan de catwalk? Of alleen de roem?

En hoe zorgen ze eigenlijk dat deze argeloze passantes de juiste kleding aan hebben? Als ze iets van het Waterlooplein dragen werkt het natuurlijk niet genoeg. Dat is nu net geen vermogende sponsor. Je moet wel weten welk merk je fotografeert, anders werk je gratis. En dat kan niet echt de bedoeling zijn.

Of zouden de fotografen wat merkkleding van hun – potentiele – opdrachtgevers mee hebben? Zodat de voorbijgangsters die aan kunnen doen? En een pashokje om de hoek. Welke hoek? Bij een modieus evenement in elk geval. Je zou ook van tevoren wat modellen kunnen aanschrijven. Weet je zeker dat het een goede foto wordt. Zou niet de eerste keer zijn dat een reclame-bureau doet alsof iets van de straat komt. Terwijl ze het zelf in scene hebben gezet.

Oh nee. Dan was het niet echt he?

dinsdag 31 augustus 2010

Comptoir

Op een hoek ergens langs de Oude Schans staat het nog in grote letters. “Comptoir”. Een herinnering uit een andere tijd. Want toen, niet lang na Napoleon, ergens tijdens Koning Willem I ofzo, was het nog een Comptoir. Niet een paddenstoelenwinkel of een toeristenval. Toen werd daar nog chique gewerkt, nu niet meer.

Want in de 19e eeuw werd er gerekend in het Comptoir. Want dat betekent het eigenlijk, in het Frans. Een plek waar je telt. Waar je boekhoudt, en uitrekent wie wat krijgt, wanneer en hoeveel, en van wie het moet komen. Een reken-kantoor. Comptoir heet nu bij ons kantoor. De plek waar mensen werken. De meeste mensen, want de meeste banen zijn nu kantoor-banen. Niet altijd even spannend.

“Toor” zegt het zusje van Knofje in de kinderverhalen. Daar werkt haar vader, achter een bureau met een telefoon. En tegenwoordig zou er ook een computer staan. Een rekenapparaat. Ook vaak gebruikt om uit te rekenen wie wat krijgt, wanneer en hoeveel, en van wie. En om de brieven en rapporten te schrijven om te verantwoorden wie wat krijgt, wanneer en hoeveel, en van wie.

Zou het kunnen dat de meeste kantoren van nu inderdaad daarvoor gebruikt worden? Om te tellen en de rijkdommen te verdelen? Zou het kunnen dat het leeuwendeel van onze werkende bevolking bezig is om allerlei verdeelsleutels toe te passen, en zo goederen, geld en diensten rond te schuiven? En daar natuurlijk ook nog belasting over te berekenen, en dan liefst zo gunstig mogelijk?

Nog even wat administratie doen. Nog wat facturen uit, wat facturen betalen, belasting wegwerken, investeringen doen, roosters maken, pakketten frankeren, wegen, sorteren, archiveren, verdelen. Winst becijferen. En rapport uitbrengen, ook in veel cijfers. Ik word er al tel-suf van als ik er bij nadenk.

Agenten uit politieseries zitten liever niet op kantoor. Die vangen liever boeven op straat. Hun echte evenknieen vast ook. Ik vermoed dat de meeste mensen liever echt iets doen doen. Iets maken, iets bouwen, iets brengen, iets stukmaken, iets vangen, iets voeren, iets zingen, iets bespieden, iets wieden, desnoods iets wassen.

Maar onze maatschappij is veel verder gevorderd. Het beste werk dat we kunnen bedenken voor het gros van onze stedelingen is telwerk. Herverdeelwerk. Rapporteerwerk. Her-telwerk. Her-beoordeel-werk. Doorschuifwerk. Alleen zo kunnen we het ingewikkeld genoeg houden dat iedereen nog een steentje bijdraagt. Werkgelegenheid door het heen en weer schuiven van papier en cijfertjes.

Gut, ik hoop maar dat het niet echt zo sneu is. Aan de andere kant. Als we dat cijferen nu eens zouden laten, dan hebben we plots heel veel vrije tijd.

zaterdag 28 augustus 2010

Censuur

Zal ik het boekje weg doen? Ik denk dat ik er toch niet meer in ga lezen. TV-Nation van Michael Moore. Het leek wel grappig, maar ja, het is ook al weer tien jaar oud, en zo Amerikaans ben ik ook weer niet. Nog één keer sla ik het open. En ik sta perplex.

Het stukje gaat over de Savings & Loan crisis. Dat zegt ons in Europa heel weinig, maar toevallig weet ik wat het is. Dat was de vorige keer dat de Amerikaanse banken op zo'n grote schaal dreigden om te vallen als in 2007-2008. In de jaren tachtig. Heel veel mensen verloren hun geld, de beurs stortte in, en er waren schuldigen aan te wijzen die een en ander hadden veroorzaakt.

Michael Moore maakte een televisie-aflevering over wat er was gebeurd met deze schuldigen. Waren ze ooit veroordeeld? Hoe lang hadden ze in de gevangenis moeten zitten, of grote boetes moeten betalen? Een producente wist een aantal van hen voor de camera te krijgen. En wat bleek? Geen straf gehad, geen boetes, sterker nog – sommigen waren opnieuw miljonair. Heftige TV.

Dat had ik best willen zien. Waarom had ik daar nooit over gehoord? Omdat het nooit was uitgezonden. Netwerk Fox besloot het segment niet uit te zenden omdat het “oud nieuws” was en een jong publiek niet zou aanspreken. Wonderlijk. Of zouden de schuldige miljonairs hebben bedacht dat ze toch liever niet in beeld wilden? Het werd ook de enige gecensureerde aflevering van TV-Nation die ook niet op video mocht uitkomen.

Ik hoop maar dat dat dit keer toch anders gaat. Maar ja waarom zou het?

Ik blader later die avond in het NRC. Bank NIBC maakt alweer dubbel zoveel winst als een half jaar terug. Ze hebben namelijk 750 miljoen euro opgehaald via een lening van Nederlandse hypotheken. “Dit is een zogenoemde securisatie waarbij hypotheken gebundeld, herverpakt en doorverkocht worden.” Ik knipper even met mijn ogen. Gebundelde hypotheken die versneden worden en doorverkocht als bijzonder betrouwbare investeringen. Zagen de giftige hypotheken die de wereldcrash van 2008 veroorzaakten er niet precies zo uit? Hoe weet je nu zeker dat deze niet giftig gaan blijken?

Ik hoop niet dat iemand weer hetzelfde kunstje probeert uit te halen als wat de voorafgaande jaren in de V.S. is gedaan.

Maar misschien is dat toch wel zo. Econoom Stiglitz, top-adviseur van Obama, ziet wat er gebeurt ook met lede ogen aaan. Hij verbaast zich er hardop over hoe de banken en investerings-maatschappijen gewoon weer door gaan alsof er niets gebeurd is. Sterker nog, velen op Wall Street verbazen zich er zelf over, zegt Stiglitz. Hoe kan dat? Zou niet iemand daar echt iets aan moeten doen? De politiek bijvoorbeeld? Die dat al had beloofd? Of anders de bankiers zelf? Die het ook hadden beloofd? Zouden mediabazen niet nog iets dapperder mogen zijn? Of hebben we gewoon een hele strenge schooljuf voor politiek, banken en media nodig? Of pilletjes tegen vergeetachtigheid?

Bronnen o.a.
NRC Handelsblad 24 aug 2010
Adventures in a TV Nation, Michael Moore & Kathleen Glynn, HarperCollins 1998
nog ongepliceerd interview met Joseph Stiglitz

donderdag 26 augustus 2010

Politiespion

Weer een corrupte agent. Het zal ook niet. De kop van het artikeltje is er duidelijk over. “Eis: werkstraf voor corrupte agent”

Mijn ogen flitsen langs het artikel. Agent L heeft informatie doorgebriefd aan de Marokkaanse ambassade. Daar had hij contacten. En hij was ook nog onder druk gezet door Marokko. Zou L zelf Marokkaan zijn? Je zou het haast denken.

Waarom doet de man dat nu? Hij kan toch weten hoe moeilijk het al is om Marokkanen in de politie te integreren? Doet Politie Gouda haar best om de Marokkaanse jeugd te betrekken bij de politie, en ze zelfs op te leiden tot agent, en dan ontstaan er weer relletjes. Doen we zo ons best om samen te werken, en dan gebeurt er dit! Blamage!

“Omdat L Marokko geen staatsgeheime informatie heeft geleverd, draait de zaak niet om 'echte spionage', zoals de officier van justitie dat noemde”. Ach, nee, nog spionage ook. Wel geen echte spionage, maar toch. Straks raken we nog in oorlog met de Marokkaanse koning. De zaak leidde tot een diplomatieke rel in 2008. Herinner ik me niets van. Dat is dan zeker net op tijd in de perspot gedoofd. Lekker dan.

“L gaf onder meer informatie over een voormalig vastgoedhandelaar die in Marokko wilde investeren.”
Wacht even. “En over een tweede kamerlid.” Ho. Hij gaf informatie over een vastgoedhandelaar? Vastgoedhandelaar of vastgoed-crimineel? Dat laatste mag je natuurlijk niet zeggen voor het bewezen is. Was onze agent informatie aan het delen over heftige verdachten? Was hij internationaal aan het samenwerken om te voorkomen dat een crimineel met flink wat zwart geld naar Marokko zou vluchten, of andersom? Of misschien wel erger?

Was de agent dus gewoon bezig om boeven te pakken? En had hij daarvoor een paar regels niet strict gevolgd? Dat is jammer. Maar werd dat vooral een probleem omdat er wellicht ook een tweede kamerlid bij betrokken was? En werd het misschien wel opgeblazen tot een diplomatiek incident omdat de criminelen zulke goede contacten hogerop hadden? Zo, die agent durft.

Prima agent! Meer Marokkanen bij de politie, en meer samenwerking met Marokko!

bron o.a. - Spits! 26 augustus 2010

dinsdag 30 maart 2010

Perverser

Volgens de politieke consensus zijn het perverse prikkels geweest die hebben geleid tot de huidige financiële crisis. Meestal wordt dan geroepen: perverse bonussen. Voor topbankiers. Voor hun korte termijn winsten, en onze lange termijn verliezen. Die bonussen die nu weer omhoog gaan.

Maar er is een nog veel perversere prikkel in ons huidige banksysteem. Eentje die diep zit, en niet alleen vele miljoenen, maar eigenlijk al ons geld verslindt. Klinkt raar? Ik heb het over hoe de bankbalans nu werkt. Die dwingt ons tot het eindeloos aangaan van schulden, om de economie maar door te laten draaien.

Hoe?

Stel, ik sluit een hypotheek af bij mijn bank. Ik wil graag drie ton lenen, maar ik neem dertigduizend euro mee. Prima, zegt de bank. De bank mag namelijk ruim tien keer zoveel uitlenen als het werkelijk in liquide middelen heeft. De dertigduizend van mij is liquide. Die zet de bank vast, en zij pompt de dertigduizend op tot driehonderd duizend euro. Tien keer zoveel. Aan de ene kant van de balans zet zij nu “uitgeleend aan lener: drie ton”. En aan de andere kant “tegoed van lener: drie ton”. Met mijn handtekening dat ik af zal betalen is nu bijna drie ton aan nieuw geld gecreëerd. Tweehonderdzeventigduizend nieuwe euros in omloop om dingen mee te doen. Investeren, kopen, mensen inhuren, belasting betalen.

Al ons geld wordt eigenlijk zo gemaakt. Op het moment dat iemand belooft terug te zullen betalen en de bank het vertrouwt, mag het geld er bij. Al bizar genoeg, als je er over nadenkt. Al ons geld bestaat uit schuldbekentenissen.

Maar wat gebeurt er nu als ik mijn hypotheek aflos? Dan verdwijnt het gemaakte geld weer – in het niets! Dan streept de bank mijn schuld weg aan de ene kant. En aan de andere kant valt ook de hypotheek op mijn huis weer weg. Verdwenen. De drie ton die ik leende zijn dan weer uit omloop. Daar kunnen we niets meer mee doen, en niemand heeft het meer. Er kan niet meer mee geïnvesteerd worden, niets van gekocht worden, en geen rente van betaald worden.

De bank wint er ook niet op. Als ik aflos. Verantwoord, netjes, spaarzaam aflossen interesseert de bank geen zier. Nee, de bank verdient haar geld aan de rente die ik betaal. Die hoeft de bank namelijk niet weg te strepen op de balans. Betaalde rente is voor de bank wel “echt”. En bovendien nu van de bank zelf geworden. Rente is veel en veel interessanter dan aflossen.

Als het aan de bank lag, betaal je liefst alleen maar rente, tot in de eeuwigheid. Als je de economie draaiend wilt houden, betaal je liefst nooit af. Want dan verdwijnt het geleende geld weer in het niets. Dus als we willen blijven draaien moeten we tot in de eeuwigheid leningen aangaan. Maar dat kan niet. Zelfs als we leren niet moeilijk te doen over torenhoge schulden. Dan kan het nog niet.

Zoals onze bankbalansen nu werken moeten we net zo lang blijven lenen tot het systeem knapt. Want op een dag is de rente die we samen moeten betalen meer dan het geld dat we samen verdienen.

Dat zijn pas perverse prikkels.

zondag 28 maart 2010

Schuldignaars

“Het is de schuld van de consumenten,” zegt de bankier. “Ze gebruikten hun huis als geldautomaat, terwijl ze helemaal de hypotheek niet konden betalen als het slechter zou gaan. En ze gingen nog eens beleggen met dat geld voor hun huis ook!” Dit keer is het directeur de Ruiter van de Royal Bank of Scotland. En ik vermoed dat heel wat bankiers dit wel zouden willen zeggen. Leuk bedacht.

Maar ook erg grof, en allesbehalve fair. Want hoeveel advertenties heb ik de afgelopen decennia niet over me heen gekregen, als consument, van diezelfde bankiers? Achterop het betrouwbare krantje van de Vereniging Eigen Huis, staat een chique advertentie van betrouwbare bank DSB. Hoe ik dat huis makkelijk zou kunnen betalen. Oh nee, die bank bleek toch niet helemaal betrouwbaar he? Het krantje is ook van 2005, toen wisten we dat nog niet collectief. Sommigen bij de DSB moeten het wel geweten hebben, want die werden er toen rijk mee.

In “het Beste” van de jaren tachtig kun je ze al vinden, advertenties die je aanraden op de overwaarde van je huis een hypotheek af te sluiten. Voor de verbouwing. Of om een vakantiehuisje te kopen. En hoeveel hypotheken met lage rente zijn mij niet voor de neus gehouden, met als cadeautje een verbouwingsset, een vakantie, of de eerste maanden zonder aflossing? Alsof zo'n “gift” veel uit maakt op het rentebedrag dat je over twintig of dertig jaar moet ophoesten. Dat is makkelijk nog een keer de koopsom die je leent. Maar dat terzijde.

Op elke straathoek verschenen steeds meer onafhankelijke hypotheekadviseurs, die gratis onafhankelijk advies gaven over wat voor hypotheek ik zou kunnen nemen. “Neem een beleggingshypotheek!”, riepen die. “Maar als jullie gratis zijn, wie betaalt jullie dan?” vroeg ik. “De gezamenlijke banken”, was het antwoord. Hij verzweeg toen even dat de ene bank wat meer betaalde dan de andere, als ik maar een hypotheek bij die ene afsloot. Heel onafhankelijk.

Halverwege de jaren negentig werd ik letterlijk van straat geplukt, door een hypotheekadviseur die dacht dat ik met mijn studentikoze kleding best een leninkje kon aan gaan van een paar ton. Guldens toen nog. Beleggingshypotheek natuurlijk. Heel veilig, en kon makkelijk uit.

En de opbrengsten van die beleggingshypotheek? Die bleken bij veel kennissen en vrienden verdampt, toen de kredietcrisis toesloeg. Als je geluk had stond je oorspronkelijke inleg nog precies op de rekening. De winst was weg. Of er even wat geld bij kon. Want als lener droeg je het risico. Niet de bank. De bank roomde alleen een niet onaanzienlijk deel van jouw winsten af, elke maand. Maar dat was een detail.

Geld groeit aan bomen, toch? Nee, geld groeit blijkbaar op de rug van iedereen die heeft geleend. Die zijn nu niet alleen schuldenaar, maar nog schuldig ook. Een soort financiële erfzonde, met rente. Nu mogen we aflaten blijven betalen, omdat we voor de verleidingen van de bankierspriesters vielen. En wel graag door betalen, want anders valt de bank om, en kan de directeur zijn bonus niet meer vangen.
Schuld van de consument? Heel domme opmerking van onze bankdirecteur.

donderdag 25 maart 2010

Paniekreactie

Godwin? Wat is een Godwin? Uit de context maak ik op dat het een soort faux pas is.
Iets dat je zegt als een kniereflex om een sociaal onaanvaardbare actie te beschrijven.

Godwin is de naam van een wiskundige, die begin jaren negentig discussies op internet bestudeerde. Hij ontdekte dat als één van deelnemers een ander vergelijkt met Nazis of Hitler, de discussie daarna kwalitatief weinig leven meer is beschoren. Of het nu een goedkope scheldkanonade wordt of niet, inhoudelijk komt het zelden meer op niveau na dat punt.

Dus als een blogger of reaguurder op internet nu een vergelijking maakt tussen Nazi-achtige praktijken en wie dan ook, dan wordt dat een Godwin genoemd. En inderdaad, de kwaliteit van de discussie heeft snel te lijden als je vergelijkingen maakt met wat Hitler deed. Dat geldt niet alleen voor internet, maar ook voor het nieuws en de politieke arena.

Het maakt daarbij niet uit of de vergelijking serieus is of alleen om te krenken. Niet emotioneel getinte beschouwingen lijken onmiddellijk onmogelijk te worden. Guantanamo Bay vergelijken met concentratiekampen? Briefschrijvers stikken bijna in hun pen. Koran vergelijken met Mein Kampf? De politieke discussie gaat direct nergens meer over. Fitna vergelijken met Mein Kampf? Wil je een rechtszaak? Zeggen dat Hitler misschien ook wel goede of slimme dingen heeft gedaan – en dat kiezers daarom voor hem gingen? Ga je mond wassen! Wat dan ook vergelijken met de Holocaust? Slap gelul.

Bijdehante internetters roepen erudiet “Godwin!” als er zoiets gebeurt. Maar of dat de discussie er bovenop helpt is de vraag. Vreemd genoeg heeft Hitler zulke diepe wonden bij ons achter gelaten, zelfs één a twee generaties later, dat we er nog niet objectief over na kunnen denken. Niets in onze huidige tijd mag lijken op wat toen gebeurde. Onbespreekbaar. Onbestaanbaar. Oneindig krenkend.

In plaats daarvan schieten we bij woorden als Hitler, Goebbels, nazis en concentratiekamp in een soort paniekreactie. Niet gillend en schreeuwend. Gewoon stil en met een vaag gevoel van walging. Want het is taboe om niet met afschuw te reageren.

Misschien moeten we wel in therapie met z'n allen. Om met afstand te kunnen kijken. Anders zijn al die geschiedenislessen uiteindelijk voor niets.

vrijdag 19 maart 2010

Gek

Als kind begreep ik het nooit. Hoe bepaal je nu wat iets waard is? Heeft het iets met de hoeveelheid werk te maken, die er in gestoken is? Blijkbaar niet, als een Chinees veel meer werkt voor mijn kwartje dan de buurman. Marktwerking en competitie? Ook niet altijd. Want waarom is een iPhone zoveel duurder dan een concurrerend brok elektronica?

“Het is maar wat de gek er voor geeft”, zei mijn moeder, om het te verklaren. Ik vermoedde altijd dat er een bureau ergens was, waar prijzen eerlijk vastgesteld werden. Maar hoewel ik nu begrijp dat er best pogingen gedaan werden om prijzen binnen perken te houden, woonden wij niet echt in de Sovjet Unie.

“Het is maar wat de gek er voor geeft”, zei mijn moeder. En ze stuurde me op weg op koninginnedag. Vraag maar twee kwartjes, zei ze. Kijken of mensen je spel willen spelen. En warempel, mensen wilden dat wel. Zowel het spel om op kaartjes te schieten dat ik ze liet doen, als het spel van de handel. Misschien hadden ze ook wel een gulden willen geven. Daar kwam ik toen niet op.

“Doe eens een keer gek!” zei het leuk uitziende meisje dat me een maandelijks lot probeerde te verkopen. En warempel, dat deed ik. Daar kwam ik een jaar later wel van terug, toen ik zag dat mijn eigenlijke winstkansen nog veel slechter waren dan bij de meeste loterijen. En het meisje zag ik natuurlijk ook nooit meer. Maar inderdaad, ik deed gek, en gaf wat de gek er voor geeft.

Dat is ook de kunst van de handel, en van reclame. Proberen anderen zo gek te krijgen dat ze jou geven wat je vraagt. Want mensen die gek op iets zijn, of gek van iets worden, die zijn bereid om een hogere prijs te betalen. Je kunt anderen in een hoek proberen te dwingen, een wet forceren, een monopolie proberen te krijgen. Dat maakt mensen best gek van machteloosheid. Of je kunt mensen eindeloos bestoken met dezelfde duffe boodschap. Daar worden ze ook gek van.

Of je kunt je publiek een beetje gek proberen te maken van angst over hun veiligheid, of gek van onzekerheid over hun uiterlijk. Maar het beste is als iemand gek is op je product. Desnoods omdat ze het verwarren met de leuke vrouw of vent die het aanprijst. Want toegeven dat we eigenlijk die acteur of dat model wel heel leuk vinden, of sexueel aantrekkelijk, en het product niet, is best lastig.

Alles om de potentiële afnemer maar goed gek te krijgen. Want een goede gek geeft meer. Meer dan iemand die wel goed is, maar niet gek.

Hoe we onze prijzen bepalen is zo best slecht voor onze geestelijke gezondheid.

woensdag 17 maart 2010

Krantje

Daar is ie dan. Tientallen tonnen ijzer denderen langs me en komen tot stilstand. De deuren komen precies voor mij uit. Dat is mooi, want het is beredruk. Op de knop hoef ik niet te drukken, want achter het glas dringt al een menigte. Als levende haringen in een ton. Ze willen er uit. Psssst. Ik doe maar een stapje opzij, voor ze over me heen proberen te lopen.

Dat lukt ze natuurlijk niet, want met zovelen zijn ze ook niet, maar het marcheert stevig door. Mevrouw, mijnheer, mijnheer, mevrouw. Past u even op waar u staat mevrouw? Daar ligt een krantje in de deuropening, juist boven het trappetje. Als het gaat glijden dan mietert u naar benee. Dat ging juist goed. Ze stapte er wel op, maar dit keer bleef het liggen. Mijnheer, raapt u het dan even op? Nee, mijnheer stapt er ook voorzichtig op. Er duwen namelijk nog velen achter hem. Hij moet maar even door. Gelukkig, ook hij flikkerde niet naar beneden.

De volgende dan? Nee natuurlijk. Want we hebben haast met ons allen. Anders wacht iedereen maar op iedereen. Uitstapper na uitstapper neemt het risico dan maar. Elke keer gaat het net goed. Is er dan misschien geen risico, en heb ik het mis? Oei, daar gleed het toch een centimeter. Misschien niet. Maar deze mijnheer is alweer heelhuids beneden. Zijn opvolger laat het krantje rustig liggen, want ook achter hem moeten nog velen er uit.

Het valt wel mee hoor dat risico. En als er een iemand naar beneden klettert dan zien we dan wel weer. U zag het krantje te laat? U stond er al op? Tja. Degene voor u ook al. Net als onze economie. Die te hoge hypotheek heb je zo afgesloten. Want iedereen doet het toch ook? Als de druk maar hoog genoeg is, kunnen we met ons allen best een te hoog risico aan gaan. Collectief.

De trein is nu leeg. En omdat hij zo weg moet kan de wachtende rij er in. Zou de eerste het krantje op pakken? Nee natuurlijk. Instapper na instapper neemt het zelfde risico als de uitstappers deden. Als ik er dan eindelijk tussen kan schuiven, strek ik me dan toch maar breed uit. Ik blokkeer de rij en pak het krantje. En tot mijn verbazing hoor ik geen kreten van boosheid, en wordt ik niet omver geduwd. De mensen achter me wachten netjes en zeggen niets. Risico verwijderd. Met ons allen stampen we naar binnen. Net alsof er geen verschil is.

maandag 8 februari 2010

Aardbeefhulp

Het adoptie-zusje van ons buurjongetje is vervroegd over komen vliegen, uit Haïti. Vanwege de aardbeving. Zo komt de ramp wel heel dichtbij. De hele buurt leeft een beetje extra mee. Dus natuurlijk geven we ook wat geld, voor het tehuis waar het zusje vandaan komt. Voor Haïti.
Maar ik verbaas me ook. Want waarom helpen we Haïti nu pas echt?

Overal in de wereld doen mensen mee met geld geven, hulp sturen, geld inzamelen. Natuurlijk willen we die arme mensen in Haïti helpen. Nederland alleen al gaf honderd miljoen, zestig van de TV-inzameling, en nog eens ruim veertig van Koenders. Bij elkaar bijna een tientje per volwassen Nederlander. En ons land zamelt heus niet als enige in. Wereldwijd zitten we op vele honderden miljoenen, misschien al over het miljard.

Daar mogen we trots op zijn. Want voor zo'n land als Haïti is een miljard heel veel. Negen miljoen Haïtianen “verdienen” bij elkaar namelijk maar vijf miljard euro in een jaar. Een miljard is ongeveer wat zij meer importeren in een jaar dan dat zij exporteren. En de import voornamelijk aan steeds weer duurdere olie. En de honderd miljoen uit Nederland is al bijna het hele begrotingstekort. Het tientje van de gemiddelde Nederlander is al een week inkomen voor de 80% Haïtianen die leven onder de armoedegrens.

Haïti is blijkbaar gewoon heel erg arm. Dat was het niet altijd. Ooit was het de één van de rijkste kolonies ter wereld. Maar toen ze tijdens Napoleon hun onafhankelijkheid wonnen van Frankrijk ging het mis. Frankrijk stond op herstelbetalingen voor de verloren plantages, of Haïti zou niet toegelaten worden tot de internationale handel. Het was een beetje als de schuldeis die nu boven het hoofd van IJsland hangt.

Haïti bleef gebukt gaan onder de gevolgen van die schuld – en de volgende schulden – tot ver in de afgelopen eeuw. En toen begon dictator Papa Doc en zoon de nationale schuld weer op te drijven om in eigen zak te steken. Nota bene pas vorig jaar is twee derde van de overblijvende internationale schuld kwijtgescholden. En afgelopen weekend is door de G7 toegezegd dat die laatste 800 miljoen aan uitstaande schulden ook maar eens vergeten moet worden.

Waarom was daar eigenlijk een aardbeving voor nodig?

Stel eens dat er geen aardbeving was geweest. Maar dat we al die honderden miljoenen toch bij elkaar hadden gebracht. Stel dat je dat geld goed wist te investeren en besteden. Dan zou je zelfs een straatarm land als Haïti uit het slop kunnen trekken. Dat is niet eenvoudig, dat weet ik. Krijg het geld maar op de goede plek. Er zijn wel meer mensen die zo'n miljard willen hebben, en het graag onderweg inpikken. En nu gaat natuurlijk heel veel op aan wederopbouw.

Maar toch, we zouden een land duurzaam kunnen steunen. Met één enkele wereldwijde inzameling!
Zullen we eens kijken welk ene straatarme land we komend halfjaar een echte kick-start kunnen geven, wereldwijd, met ons allen? Vóór er daar een aardbeving is? Het hoeft nog geen tientje per persoon te kosten.

donderdag 21 januari 2010

Kwestie

Op het spandoek staat in reusachtige letters “JA”. Onwillekeurig moet ik denken aan de herhaalde verkiezingscampagne van Hitler in de jaren dertig. Hij was één van de eersten die de kracht van dat woord zo gebruikte, en de “JA” poster blijft een klassiek voorbeeld voor studenten van reclame en propaganda. Want het werkte. De Nationaal Socialisten kregen die “Ja”-stem in overdonderende meerderheid. Als de stemmers toen geweten hadden welke koers zij daarmee inluidden hadden ze dat waarschijnlijk niet gedaan.

Maar het spandoek is niet toen. Het is nu. Voor de Partij van de Vrijheid. Vrijheid is ook zo'n krachtig woord – zowel te pas als te onpas gebruikt in propaganda. Liberté, Freiheit, Freedom. De mannen en vrouwen die het doek dragen willen graag hun steun betuigen aan Wilders, de leider van de PVV. Hij pleit nu voor zijn vrijheid. Om bijzonder gepeperd zijn mening te uiten, over de Islam. Over de politiek.

Of is het om haat te zaaien, en de vrijheid van anderen te beknotten? Dat is wat degenen die hem aanklagen vinden. Zij beroepen zich op een wet die ook uit de jaren dertig stamt, toen bedacht om de in Nederland wonende Joden af te schermen van haat en anti-Semitisme. Niet dat die wet hen uiteindelijk hielp in de jaren veertig. Maar ik vermoed zo uit het taalgebruik van hen die Wilders vrezen, dat zij hopen dat die wet nu wel zal helpen. Zij zien, zo klinkt het, overeenkomsten met wat gebeurde in de jaren dertig.

In hoeverre zouden de stemmers en sympathisanten van Wilders ook parallellen zien met wat toen gebeurde? Zien zij hun "krachtige politieke leider" in hem? Misschien. Hopen ze dat hij verandering brengt? Waarschijnlijk. Denken zij dat hij aanstuurt op rassenrellen, op geweld? Of erger? Willen ze dat? Ik mag hopen van niet. En is zo een Islam-kwestie voor hen werkelijk zo centraal? Of gaat het om iets anders? Misschien dat de politiek hen in het algemeen niet serieus genoeg lijkt te nemen?

En wat zou Geert Wilders echt zelf willen? Zou hij echt willen riskeren dat op een dag overijverige volgelingen een eindoplossing voor zijn Islamitische kwestie gaan verzinnen? Wil hij zo de geschiedenis in? Dat lijkt me bijzonder onprettig.

Heeft iemand hem dat al eens - gewoon rechtstreeks - durven vragen?

woensdag 6 januari 2010

IJsbeulen

Stel je voor. Twee heel grote mijnheren intimideren een klein meisje. Ze willen namelijk dat zij tien euro terug betaalt. De tien euro die de heren ergens in haar jasje hadden verstopt. Nu is het kwijt – uit haar jasje gevallen. Zij wil en kan het tientje niet terug geven. Maar de heren willen niet buigen. Ze staan dapper op hun stuk.

Grof? Blijkbaar denken we er niet zo over als de IJslandse president toch ook niet terug wil betalen. Terug betalen wat niet hij, of zijn kiezers, maar enkele op zijn gebied opererende bankiers hebben kwijt gemaakt. Bij elkaar 3,8 miljard euro. Waarvan twee derde van Groot Brittanië, en de rest van Nederland. Beide laatste landen staan nu dapper op hun stuk, en willen het geld echt terug.

Maar IJsland heeft maar driehonderdtwintigduizend inwoners. Als zij elk moeten betalen, kost hen dat 11857 euro per persoon, plus rente. Dat is per gezin al snel meer dan 50.000 euro, te betalen over vijftien jaar. Ik snap wel dat meer dan zestigduizend IJslanders een petitie tekenen dat ze dát heel oneerlijk vinden.

Nederland heeft zestien en een half miljoen inwoners. Als IJsland niet terug betaalt kost ons dat per persoon maar liefst 78 euro 52 aan belasting. Voor ons deel dan. Tweeënzestig miljoen Britten lopen wel bijna 41 euro per persoon mis. Vergeleken met meer dan tienduizend euro voor de IJslander? Peanuts.

Heel trots ben ik zo niet op onze ministers, dat ze hun vuist op tafel slaan. Wel trots ben ik op de weigerende Ijslandse president Grimson. Want zijn volk is net zo onschuldig aan het kwijtraken van de 3,8 miljard euro als wij.

Wat mij betreft kunnen we de schuld het beste delen over de drie betrokken landen. Lijkt me het minst oneerlijk. Dan wordt het iets minder dan vijftig euro de man. En als we dat in één keer betalen, scheelt dat ook nog eens 1,6 miljard aan rente, die dan niet door een bank wordt gevangen.