zaterdag 28 februari 2009

Kort

“Nee, dat moet er dan toch maar uit.”
“Nog één keertje kijken?”
Het is een informatief stukje. Wist ik eigenlijk niet, dat het zo zat. De regisseuse ook niet. Daarom stond het ook in het script. De redactie vond het ook belangrijk.

Maar het helpt het verhaal niet specifiek verder. En het kost veel tijd. Wel twaalf seconden.

“We hebben maar een minuut voor dit stukje. En we zijn al te lang.”
Natuurlijk weten we dat de eindredactie, net als wij, dit stukje er het eerst uit zal gooien.
Het is namelijk wel leuk, en leerzaam, maar het helpt het verhaal niet verder.

Wat dat verhaal is? Och, twee mensen gaan een gevecht aan. En de vraag is wie zal winnen. Dat klinkt alsof je het zo kunt vertellen, maar we hebben er in totaal wel vijfentwintig minuten voor nodig. En elke seconde telt.

Waarom? Omdat dit programma wordt betaald door een sponsor. En die sponsor wil wel graag dat zijn boodschap wordt verteld. Daarom moeten mensen wel blijven kijken. Ze mogen geen knopjes op de afstandsbediening gaan indrukken. Ze mogen zelfs niet na gaan denken over wat er op een andere zender zou zijn. Eigenlijk moeten ze liefst helemaal even niet nadenken. Daar zap je alleen van weg.

De boodschap van de sponsor is overigens niet dat twee mensen vechten hoor. En de sponsor vindt het ook niet belangrijk wie er wint, denk ik. Als er maar gekeken wordt, en het imago van de sponsor maar positief uitgedragen wordt.

Nu is dat laatste al niet eenvoudig, want de boodschap van de sponsor zelf is ook al heel storend. Als we ons werk als aandacht trekkende programmamaker echt goed wilden doen, zouden we die boodschap als eerste wegsnijden. Hij is namelijk saai, niet zo heel informatief, voelt onecht aan (is het natuurlijk ook), en bovendien lang. Wel twaalf seconden.

Elk moment telt. Want anders zappen mensen misschien weg. En dat is weer slecht voor onze kijkcijfers. Kijkcijfers waarvoor adverteerders betalen. Die willen hun commercials immers tussen de meest succesvolle programma's plaatsen. Commercials die zelf ook weer dodelijk kunnen zijn voor je kijkcijfer trouwens. Je moet als programmamaker behoorlijk wat capriolen uithalen om te zorgen dat mensen na de reclame wel terugkomen van hun bezoek aan het toilet.

Kom terug na de reclame! Het is echt nog heel spannend! Blijf kijken! Anders doen wij ons werk ook voor niets, en worden we niet meer ingehuurd.

Echt tijd voor nieuwe informatie hebben we niet meer. Geen nieuwe inhoud. Geen ingewikkelde concepten. Een nieuw verhaal vertellen is ook best gevaarlijk. Want over een nieuw verhaal gaan mensen alleen maar nadenken. En van nadenken kun je gaan wegzappen. Dus we moeten spannend blijven. Snel, sneller, snelst. Kort, korter, kortst.

Kattenbak

“Hoe vind je onze nieuwe kattenbak trouwens?”
De vriend kijkt wat verward.
“Ruik je 'm?”
“Nee. Eigenlijk niet.”
Aan zijn verwonderde gezicht zie ik dat hij er over na begint te denken.

Onze kattenbak staat namelijk noodgedwongen in de keuken. Daar kon hij relatief het minst kwaad. Want wat katten produceren kan aardig stinken. En in de keuken zelf zijn we relatief weinig. Wel in de eetkamer en woonkamer. Maar ideaal is het natuurlijk niet. Want je wilt toch ook lekker eten maken. Niet iets dat ruikt naar katten-excrement.

“Ga maar eens kijken, wat er in zit.”
Mijn vriend bromt en staat nieuwsgierig op. Met grote passen verdwijnt hij naar de keuken.
“Het is zwart!”

Inderdaad. Het is tuinaarde. Nadat ik gelezen had over het negentiende-eeuwse aarde-toilet van Henry Moule, wilde ik het natuurlijk wel zelf uitproberen. Gewone droge tuinaarde blijkt namelijk prima mest te verteren. In een week of drie, vier is de mest helemaal verdwenen, en zelf aarde geworden. Bovendien dempt het de vieze geur, zeker als de uitwerpselen even ondergeschoffeld zijn. En urine wordt ook aardig opgenomen.

Met onze eigen toilet een experiment aangaan durfde ik nog net niet, maar een kattenbak vullen met aarde in plaats van cementkorrels is natuurlijk zo gedaan. En het werkt verbluffend goed. Ons eten ruikt weer echt naar eten, in de keuken, en niet naar iets anders uit de kattenbak.

De vrouw van mijn vriend peinst wat. “Gooien ze dan niet allemaal aarde op de grond?” Ja, dat hangt natuurlijk van de kat af. Maar de onze zijn blijkbaar heel netjes. Ze vinden de aarde ook helemaal niet raar. We doen ongeveer één of twee weken met een bak voor we de resten bij de compost gooien. Als je in de stad woont is dat misschien wat lastiger, maar ja, kattengrit moet ook ergens heen. En dat kan niet eens bij het groenafval. Ik hoorde wel eens dat grit het grootste deel van het huisvuil behelst.

“Je moet niet al te erg schrikken als je wat vreemde schimmels in de bak ziet.” beken ik.
“Maar als je op tijd verschoont ruik je eigenlijk niets. Gek he?”
Mijn vriend en zijn vrouw kijken allebei wat glazig. Ze moeten nog even wennen aan het idee.
“Onze katten zijn nog erg jong, hun poep stinkt echt heel erg”, zegt zij.
Natuurlijk weet ik dan niet of het ook nog werkt. Maar ik denk het wel.
“Ach, we hebben echt hele goeie korrels nu. Deluxe kristallen met geur-absorbtie.” zegt hij.
Ja, dat zou ik niet weten. Die vond ik altijd veel te duur. Ieder zijn eigen manier om het probleem aan te vallen, besluiten we dan maar.

Meer dan een maand later gaat mijn vrouw bij onze vrienden op bezoek. Een nieuw baby'tje. Prachtig, en lief. Naast het toilet voor grote mensen vindt ze de kattenbak. Dan staat hij het dichtst bij een goede afzuiging. En ze ruikt ook niets ondanks dat de bak open is, zonder dakje. Want er in zit... tuinaarde.