dinsdag 13 oktober 2009

Vastgoedsprookje

Er was eens een ondernemer, een bankier en een Mexicaan. De Mexicaan mag ook een Pool zijn, of een Bulgaar. De ondernemer kon goed ondernemen, de bankier toveren met geld, en de Mexicaan was goed in huizen bouwen. Alle drie hadden ze een huis nodig.

De ondernemer zag dat het goed ging, en vroeg de Mexicaan of hij zijn huis wilde bouwen. Een huis met flink wat kamers, een hectare eigen grond, een riante keuken, bijbouw, garage en schuur, moestuin, en noem maar op. De Mexicaan vond het prima, dan kon hij ook iets verdienen. De ondernemer was blij, en ging naar de bankier om genoeg geld te lenen voor grond, materialen en de bouw.

De Mexicaan zag dat het goed ging, en hij besloot ook een huis voor zichzelf te bouwen. Een kleiner huis, want hij verdiende minder dan de ondernemer. Werkverhoudingen, marges, baas boven baas, en zo. Ook hij ging naar de bankier en nam een hypotheek voor zijn toekomstig huis. De bankier vond het goed, want er was het nodige werk in de bouw. Dit was een betrouwbare lener.

De bankier zag dat het heel goed ging, en besloot van zijn getoverde geld ook een huis te bouwen. Hij zag dat hij veel zou verdienen aan de rente die de ondernemer en de Mexicaan gingen betalen, dus hij kocht het grootste stuk grond voor zichzelf. Natuurlijk huurde hij ook de Mexicaan in, want die werkte goed en goedkoop. Bovendien betaalde de Mexicaan hem toch in rente weer terug.

De Mexicaan werkte hard en efficient. Verbazingwekkend. Uiteindelijk had hij het huis van de ondernemer af, het huis van de bankier klaar, en zelfs zijn eigen optrekje was bewoonbaar geworden. Hij was trots. Hij had goed werk geleverd.

Maar toen gebeurde er iets waar niemand op gerekend had. Er was geen werk meer voor de Mexicaan. Iedereen had namelijk al een huis. De bankier woonde riant, de ondernemer leuk, en de Mexicaan heel aardig. Iedereen was onder de pannen.

Geweldig? Nee. Want de huizen waren nog niet afbetaald. De Mexicaan verdiende niets meer, want er was niets meer te doen. En de ondernemer verdiende al snel niets meer, want hij verkocht voornamelijk aan de Mexicaan. En de bankier verdiende al rap niets meer, want de ondernemer en de Mexicaan konden hem niet meer betalen. Er zat maar één ding op. Ze moesten hun huizen verkopen.

Maar aan wie? Geen van drieën verdiende genoeg geld om het huis te kopen dat ze wilden. Zelfs al woonden ze er al in. Was er dan geen list te verzinnen, kon de bankier dan niet nog wat geld toveren? Nee, dat kan ik niet, zei de bankier, want dan heb ik een nieuw huis nodig. Alleen dan kan het. Het nieuwe huis is dan onderpand.

Opgetogen riep de ondernemer dat hij dan wel een huis zou bij laten bouwen. Hij zou de Mexicaan inhuren, en dan zouden ze er nog een zwembad bij bouwen ook. Dan kwam er vast een rijk iemand die het zou kopen en dan hun lasten zou kunnen betalen. De bankier vond het een geweldig plan. Er zou een huis komen, dus daar kon hij vast wat geld voor toveren. Hij herbelegde het geld dat al betaald was, en liet de ondernemer zijn gang gaan. Een nieuw paleis zou er komen: “Fata Morgana”.

Maar nog voor het paleis goed af was werd al duidelijk dat er toch geen koper zou komen. Want ze waren maar met zijn drieën. En geen van hen kon genoeg verdienen om het paleis te kopen. En zo moesten ze allemaal hun huis uit, en wonen op hun eigen stoep. Want het geld was op, al waren de huizen voor iedereen af.

En ze leefden nog lang en ongelukkig. Jammer he.
Of zouden ze gedurfd hebben om hun eigen huizen te kraken?

2 opmerkingen:

Unknown zei

eigenlijk doe je steeds een pleidooi voor herinvoering van de gouden standaard

zilverui zei

Gouden standaard is alleen zinnig als de goudvoorraad groeit met de wereldbevolking. Anders worden we per kind steeds armer.
En aangezien we geen beperkingen wensen met vlees de wereld in persen, moet dus de geldstandaard groeien. Totdat we allemaal met onze voeten in het water staan rond Zanzibar.