dinsdag 30 september 2008

Stalling


Een meisje met een rode jas komt op me af.
“Wilt u ook een handtekening zetten voor meer gratis fietsenstallingen?”
Ik twijfel geen moment, zelfs al heb ik haast. Ja. Natuurlijk!
In onze woonplaats kampt het station al tijden met een schrijnend tekort aan plek voor fietsen. Net als in veel andere plaatsen.

Een paar weken terug zou ik niet zo grif ja hebben gezegd. Toen keek ik er midden in de nacht even heel anders tegen aan.

Echt vrijwillig was het niet dat ik zo laat met de trein reisde. Met ongeveer de laatst mogelijke verbinding reed ik mijn thuisstation binnen. Ver na twaalven. Niemand anders stapte uit. Behalve een conducteur en een machinist. Ik zou dus de laatste zijn die zijn fiets ophaalde. Een lege stalling, dat zou ik wel eens willen zien.

Edoch, de stalling was niet leeg. Helemaal niet. Minstens twee derde van de 3000 plaatsen waren bezet. Er waren natuurlijk heel veel lege plekken. Maar nog veel meer volle plekken. Midden in de nacht! Treinen voor passagiers rijden niet eens meer! Zo'n raadsel kon ik met mijn slaapdronken hoofd niet aan. Waarom stonden al die fietsen er nog?

Hadden zwervers ze er neergezet? Was iemand een clandestiene fietsenhandel begonnen, en was dit zijn noodstalling? Waren mensen massaal langdurig uit de stad vertrokken, en parkeerden ze hun fiets hier omdat hun laatste trein die naar Schiphol was? Of zouden er zo veel dronken mensen met de trein voor mij zijn gekomen, en hadden zij besloten te lopen of een taxi te nemen, om zo een bekeuring voor beschonken bestuurders te voorkomen?

Duizenden fietsen. Midden in de nacht. Netjes op slot. Hoe kan dat nou? Misschien heeft onze wethouder zich dat ook wel afgevraagd. Ik zie hem al malen, net als ik. “Mensen zijn gewoon gestoord. Ze hechten niet aan hun fiets. En de stallingen slibben alleen maar dicht. Sleep die fietsen maar allemaal weg!” Zoiets overwoog ik in elk geval wel.

De wethouder besloot zo kort geleden zijn belofte dat er meer gratis stallingen zouden komen toch maar niet waar te maken. Althans, die indruk wekten de kaartjes op verkeerd geparkeerde fietsen. “Als u uw fiets de volgdende keer weer zo neerzet wordt hij verwijderd. Met vriendelijke groeten van de gemeente.” Als er geen plek is, dan moet je je fiets maar in de bewaakte fietsstalling neerzetten.

Maar ja, de bewaakte fietsenstalling werkt niet voor iedereen, want die heeft mensvriendelijke openingstijden voor haar werknemers. Die is dus 's nachts als je met de laatste trein komt al dicht. En je moet er voor betalen, en extra handelingen verrichten – dat kost weer extra tijd, die je niet hebt als je te krap plant om je trein te halen.

En waarom zouden juist de mensen die hun fiets niet meer kunnen parkeren gestraft moeten worden? Zij hebben er toch ook juist last van dat er geen vrije stallingen meer zijn? Zij kunnen hun fiets ook al niet meer aan de kabel hangen, dus die kan dan weer makkelijker door een ondernemend iemand worden gestolen. Dus juist zij lopen al meer risico.

Pas toen ik ochtenden later vergeefs een plaatsje zocht begreep ik waarom al die andere plaatsen dan toch bezet zijn. Allerlei mensen die uit het station kwamen spoedden zich naar de rekken, en trokken hun fietsen er uit. Zo konden zij naar hun werk, en ik kon mijn fiets kwijt. Eerlijk oversteken.

Veel, of misschien wel de meeste plekken zijn dus wisselplekken. 's Nachts staan de fietsen er van die mensen die naar huis terug zijn geforensd, of zij die nachtdienst hebben. En overdag staan er de fietsen van diegenen die juist weg zijn gegaan van huis, om in een andere stad te werken. Dus als je krap telt, zijn er wellicht bijna genoeg plaatsen.

Behalve tijdens de spits. Tijdens het wisselen dus. Dan willen veel reizigers al hun fiets kwijt, terwijl degene die hun plaatsje bezet houdt nog met de trein moet om bij de stalling te komen. En omdat hun baas vast niet wil wachten parkeren ze uit wanhoop maar “verkeerd”. Dat er uiterlijk diezelfde nacht heus wel een plaatsje is in de rekken, daar heeft baas natuurlijk geen boodschap aan.

Heus, er zal vast wel eens een “geleende” fiets of een wrak tussen de rekken staan. Of een fiets die om een andere reden is opgegeven. Maar als je wilt dat mensen netjes parkeren, en bovendien op tijd op hun werk komen, dan zijn die extra rekken dus nodig. In de hoogte, op de trottoirs aan de overkant, desnoods op het terrein wat nu van Q-park is.

En is het eigenlijk niet geweldig dat er al zoveel mensen structureel met de trein gaan, dat er op heel veel stations te weinig stallingen zijn? Al deze mensen staan in elk geval al niet meer in de file, en ze dragen ook bij aan een schoner milieu. Door te treinen en te fietsen. Mooi toch? Dat verdient volgens mij dan ook een practisch steuntje in de rug. Een kaartje aan elke verkeerd geparkeerde fiets met “Dankuwel dat u uw fiets riskeert, voor een beter milieu en minder files” zou al mooi zijn. Maar extra stallingsmogelijkheid ware nog veel beter.

woensdag 10 september 2008

Bloemen


“Gooi je nu veel weg?” vraag ik aan de bloemiste.
Ze gebaart naar een grote vuilniszak waar prachtige witte bloemen uit steken. Ik vermoed dat hier nog heel wat boeketten uit samengesteld kunnen worden.
“Heel wat” zegt ze, “maar dat is nu eenmaal onze policy.”

Ik heb net een grote bos bloemen bij haar gekocht, of eigenlijk twee bossen voor de helft van de prijs. Ze vond namelijk dat de bloemen al wat minder aan het worden waren. Ze haalde de slechte er dus uit, en maakte uit twee bossen een enkele grote bos. Normaal zou ze de oranje bloemen afgeschreven hebben, denk ik. Maar ik wilde per se deze, en niet het andere kleurtje.

Thuis is mijn vrouw er erg blij mee. De vorige bos was net op. Eerlijk gezegd neem ik niet zo vaak bloemen mee. Dat zit nog niet echt in mijn mannelijke systeem. Maar ja, je moet toch ergens beginnen. De volgende dag heeft onze vijfjarige ineens een bruin-oranje rand om haar neus. Bloed? Nee. Het is stuifmeel. “Ze ruiken heerlijk!” roept ze nadat ik haar neus heb afgeveegd. En weer duwt ze haar neus diep in de lange stampers.

Ik ben best dankbaar dat de bloemiste mij meer van die mooie bloemen mee gaf voor dezelfde prijs. En zij is er denk ik wel blij mee dat ik ze toch nog wilde hebben. Bloemen vergaan nu eenmaal, net als verse groenten en verse etenswaren. En alles wat je niet verkoopt, moet je weg gooien of weg geven.

Het gekke is dat een goede handelaar dat natuurlijk in zijn prijs verrekent. Je weet dat je een deel niet zult verkopen, of in elk geval niet zult kwijtraken met winst. Dus je moet dan meer winst maken op dat deel wat je wel verkoopt. En hoe hoger je vaste lasten, en hoe vergankelijker je koopwaar, hoe groter die winstmarge zal moeten zijn. Daarom zijn verse verse spullen en de nieuwste mode relatief zo duur.

Maar hoe hoger je prijs is, hoe minder je er wellicht weer van verkoopt. Dan houd je nog meer over, zeker als je wilt concurreren en je klanten een wat ruimere keus wilt bieden. Dan moet je nog meer weg gooien. Of weg geven – of goedkoper verkopen. Maar als je dat doet, kopen klanten wellicht je duurdere verse product weer minder. En dan maak je toch weer te weinig omzet.

Ik kan me zo voorstellen dat je daar als winkelier toch wat schizofreen van wordt. Enerzijds moet je klanten verlokken om het duurste van het duurste verse spul te kopen. Want daar draai je je winst op. Maar anderzijds wil je je oudere waar toch ook niet zomaar weg gooien – als je tenminste om je waren geeft. Of als je ecologisch bewust wilt zijn. Dat is best lastig, als je weer een hele stapel broodjes overhoudt aan het einde van de dag. Best zonde, en vaak te veel om aan je werknemers op te voeren.

Dagen later peins ik nog steeds na over de volle vuilniszakken van de bloemiste. Hoeveel van al die mooie bloemen die ze heeft uitgestald zullen nooit de tafel van een klant bereiken? Misschien wel een kwart. Dat zou best veel zijn, maar het zou ook wel eens kunnen kloppen. Ik probeer me maar te troosten met het idee dat toch heel veel mensen ook van al die bloemen hebben genoten terwijl ze langs het stalletje liepen.

Ja, dat kan ik natuurlijk best doen. Gewoon er van genieten dat er zoveel mooie bloemen bij de bloemist staan, zelfs als ik ze niet koop. Wat jammer dat je dat niet ook met eten kunt doen. Ondertussen bestel ik maar een appeltje bij een broodjeszaak, onderweg naar mijn afspraak. Het meisje peinst even voor ze me de appel geeft.

“Die appels geef ik weg” zegt ze, “ze zijn wat ouder en minder lekker. Ik wilde ze eigenlijk gaan afschrijven, maar ik vond dat ook zonde. Dus nu geef ik ze weg.”
Ik vraag me even af of ze mijn gedachten heeft gelezen.
“Ik zal 'm nog even voor je wassen”
Ze is een schat.