donderdag 22 oktober 2009

IJsschuld

IJsland gaat terug betalen! Hoera! Deze week wordt een akkoord getekend door de IJslandse regering. De vier miljard euro die van de Nederlandse en Britse overheid is geleend om de gedupeerde spaarders van Icesave uit te betalen, komt nu terug uit de zakken van de IJslanders. Wat fijn! Of niet?

Ik denk van niet. Er zijn namelijk driehonderdduizend IJslanders. Die moeten nu... vier miljard gedeeld door driehonderdduizend... dat is hoofdelijk dertien en een half duizend euro betalen. Of per gezin iets van veertigduizend euro gaan ophoesten. Dat is niet mis. Zeker omdat er eigenlijk nog veel meer schulden boven hun hoofd hangen.

De hoog opgeleide IJslanders die geen zin hebben om mee te betalen zijn al aan het emigreren. Begrijpelijk. Maar dat betekent ook dat de Ijslanders die het niet kunnen betalen nu nog meer geld moeten schrapen. Ik vraag me dan af hoeveel er echt afgelost kan gaan worden, zonder Ijsland letterlijk te verkopen aan bijvoorbeeld de Russen of grootbank J.P. Morgan.

Het meest wrange is misschien wel dat de schuld die terug betaald moet worden eigenlijk nooit door de Ijslanders die nu moeten betalen was toegezegd. Misschien hadden sommigen wel een te hoge lening voor hun huis of hun auto afgesloten, en misschien hadden sommigen wel boven hun stand geleefd. Maar de leningen die ze daarvoor sloten moeten ze ook nog betalen, bovenop die veertigduizend per gezin. En op beide komt ook nog rente. Eigenlijk hoef ik er niet eens over na te denken of dat kan. Met de huidige wisselkoersen en stand van de economie kan dat gewoon niet.

IJsland moet de schuld over vijftien jaar gespreid terugbetalen, met rente. Te beginnen in 2016. Bij een rente van vijf procent moet er dus nog eens 50 tot 100% meer opgebracht worden. Tussen zes en acht miljard totaal, zestigduizend tot tachtigduizend per IJslands gezin. Dat is een half huis.

Eigenlijk zijn de meeste IJslanders net zo schuldig aan het verlies van de Icesavespaarders als wij in Nederland, Engeland of de rest van Europa. Namelijk niet.

We zouden het verlies ook kunnen delen. Als we de bewoners van het Verenigd Koninkrijk en Nederland bij de IJslanders optellen zijn we met tachtig miljoen mensen. Vier miljard gedeeld door tachtig miljoen is... vijftig euro per persoon. Laten we zeggen honderdvijftig euro per gezin.

Als we dat over drie jaar gespreid terug betalen, met vijf procent rente, dan kost ons dat... nog geen vijf euro per gezin per maand. Minder dan de staatsloterij of een telefoonverzekering. Vier komma zes miljard brengen we dan samen op. Het geld is dan afbetaald. In drie jaar. En we hoeven samen nog eens tussen twee en vier miljard minder te betalen aan de uitlenende banken ook. Worden die tenminste niet nog eens extra rijk aan de misère die ze zelf hebben helpen veroorzaken.

Als we de kosten over heel Europa omslaan wordt het terug te betalen bedrag helemaal een grap. Dan is het vier miljard gedeeld door vierhonderdzestig miljoen inwoners. Dat is minder dan een tientje per persoon. Dertig euro per gezin.

En als tegenprestatie eisen we dan van IJsland dat ze bij de Europese Unie komen, en gewoon euros gaan gebruiken in hun betalingsverkeer. Dat is goed voor handel onderling. En we hebben er een enorm natuurreservaat bij, als Europa. In de vorm van IJsland. En heel veel duurzame energie, in de vorm van warmte uit de grond en electra van watervallen. Die hebben ze daar heel veel.

vrijdag 16 oktober 2009

Ötzi

Enkele jaren terug stond ik oog in oog met de oudste bekende mens op deze aardbol. Ik denk niet dat hij mij ook ontwaarde, want hij is al meer dan vijfduizend jaar dood. Maar voor mij was het een verrassende, bijna ontluisterende ervaring.

Otzi was namelijk allesbehalve achterlijk. Hij was misschien wat kort van stuk, maar hij had een soort broek, of eigenlijk kousen van leer. En gevoerde schoenen. Een leren jas. En een regenjas van bladeren die waarschijnlijk niet zou onderdoen voor onze moderne gore-tex. In zijn buidel had hij paddo's. Een vuurstenen zakmes. En als klap op de vuurpijl had hij een bronzen bijl. Een bronzen bijl die waarschijnlijk uit Groot Brittannië kwam. Van heel ver, want Ötzi zelf lag in een gletsjer op de huidige grens van Italie en Oostenrijk.

Hoe kwam Ötzi aan die bijl? Die moet hij door handel verkregen hebben. Of misschien had hij hem wel zelf gehaald. In elk geval was er dus uitwisseling over enorme afstanden, al meer dan drieduizend jaar voor Christus. Wie weet, waren er wel handelsroutes over het hele continent.

In zijn rug zat een pijl. Waarschijnlijk geschoten van een afstand van een meter of zestig van onder af. Dat betekent dat zijn aanvaller een erg goede boog had. Wat een technologie voor die tijd!

Ik mijmer en vermoed dat Ötzi vermoord is om een vrouw. Daar gaat het toch altijd om? Een crime passionnel. En dat terwijl hij juist had besloten om weer verder te reizen. Want hij had gezien dat hij te veel was. Hij trok de bergen in, op zoek naar verre horizonten, en liet zijn geliefde bij zijn rivaal achter. Maar die laatste was te jaloers, en schoot hem in woede in de rug. Dramatisch en heftig.

Of zou het om geld geweest zijn? Ik denk het niet. Geld was misschien nog niet eens uitgevonden. En dan was zijn bijl ook wel gejat, want die moet flink wat waard zijn geweest.

Of hij was naar beneden gevallen en in de koude rivier gedonderd. En daar waren zijn aanvallers hem kwijtgeraakt. Misschien hebben ze zijn bijl daarom niet afgepakt en omgesmolten. Ötzi bevroor, en werd bewaard voor het nageslacht.

Nu kijk ik naar hem. Ongelooflijk hoe ver we toen al waren. Voor alle geschreven woord. Drieënvijftighonderd jaar geleden. Wat een vent, die Ötzi.

Ik vraag me af of zijn auto ook nog ergens staat.


Bronnen o.a.: http://nl.wikipedia.org/wiki/Ötzi

donderdag 15 oktober 2009

Bankiersrisico

Het is nu tweeduizend-negen, maar soms lijkt het wel meer op de jaren dertig van de vorige eeuw. Of op de eeuw daarvoor. Geen bank lijkt meer veilig. In Amerika zijn er al honderd omgevallen. En ook hier roepen steeds meer mensen dat je je geld maar beter in een oude sok kunt stoppen. Wel eentje zonder gaten, dan.

Maar welke bank is betrouwbaar? De DSB bank in elk geval niet, vond de voorzitter van hypotheekleed. Hij riep op tot massaal geld opnemen bij de DSB, zodat deze zou inklappen. Dat zou de boze mijnheer Scheringa wel leren. Diezelfde avond lag de computer bij DSB er al uit. Hackers, zei een woordvoerder. Of die hackers bij DSB zelf zaten wilde hij niet kwijt.

Maar het mocht niet baten. Er was in no time zestig miljoen weg gehaald. Een week later had DSB zeshonderd miljoen minder. Inmiddels is de bank onder curatele, en kunnen mensen niet meer bij hun DSB-geld. Een klassieke “bank run”, net als waar mijn moeder altijd over vertelde. Ik geloof dat zij er meer rekening mee hield dat dat nog wel eens zou kunnen gebeuren dan onze moderne bankiers zelf. Dus zij vertelde mij hoe dat werkte vanaf mijn zesde.

Niet dat ik dat toen begreep. Want leg fractioneel bankieren maar eens uit aan een zesjarige. Banken hebben geld zat, toch? De bankiers en hun reclamemakers doen hun uiterste best om dat beeld uit te stralen. “Wij zijn betrouwbaar, wij zijn rijk, wij bouwen in het duurste steen en staan voor eeuwig.” Met een rotsvaste glimlach. En een krijtstreepje. En een beetje bank sponsort nog iets wat we leuk vinden ook. Daarom lenen we bij de bank. En daarom brengen we ons geld ook daar.

Maar wat een bankier eigenlijk doet, is geld van andere mensen uitlenen aan derden. Het geld blijft niet in de bank, het moet rollen! Het geld moet groeien, door rente te vergaren. Alle geld dat binnenkomt, inclusief dat wat op je gewone girorekening staat, wordt zoveel mogelijk weer “geïnvesteerd”. Slecht hoeft dat niet te zijn, want zo is er meer werkgelegenheid dan als dat geld in een oude sok zit.

En het geld wordt niet één keer uitgeleend, maar veel vaker. Want als iemand met geleend geld wordt betaald, brengt hij dat ook naar de bank. En zelfs als de eerste lener nog helemaal niet heeft terug betaald, leent de bank dat binnen gebrachte geld gewoon ook weer uit. Dat mag, volgens de regels. Een gewone bank mag wel meer dan tien keer zoveel geld uitlenen, als het nog in baar geld heeft. Er hoeft maar een fractie in cash te blijven staan. Vandaar fractioneel bankieren.

Eigenlijk heeft een bank dus juist niet zo veel geld. In kas. De spaarders (en dat kunnen in theorie ook andere banken zijn) die zestig miljoen van de DSB weghaalden, gaven de DSB dus wel 600 miljoen minder speelruimte. Of nog meer. Als er nu echt 600 miljoen weg is, mag DSB maar liefst zes a zeven miljard minder in uitstaande leningen hebben. Daarom gaat een “bank run” zo hard.

En daarom proberen bankiers zo betrouwbaar over te komen. Want in zekere zin ben je aan het koorddansen met een veelvoud aan uitstaand geld, en maar een beetje in kas. Natuurlijk is er een risico. Reputatie is dan alles. Dat moet zelfs iemand als Dirk Scheringa hebben geweten. Ook toen zijn mensen met allerlei trucs woeker-hypotheken verkochten. Volgens mijn schoonvader, idealistisch boekhouder, deed hij dat al dertig jaar. Woeker-hypotheken die menselijkerwijs normaal al niet betaald kunnen worden. Laat staan in een crisis.

Geen wonder dat mensen eens boos worden. Arme Dirk. Nu wil vast niemand zijn overschot aan hypotheken overkopen voor een redelijke prijs. Dan moet zijn bank eerst failliet gaan, en wordt zijn boedel met vette winst overgenomen, zoals die van Lehman vorig jaar werd opgekocht door de Britten. Net iets mis gerekend.

Vreemd eigenlijk dat Scheringa zo'n risico nam op zijn reputatie. En vreemd dat zijn spaarders hem zo lang hebben laten woekeren. Ook zij hadden kunnen bedenken dat hun hoge rentes bij DSB ergens vandaan moesten komen. Als ze even hadden doorgedacht.

Maar ach, waarom zou je, want de bank is toch rijk en betrouwbaar?

dinsdag 13 oktober 2009

Vastgoedsprookje

Er was eens een ondernemer, een bankier en een Mexicaan. De Mexicaan mag ook een Pool zijn, of een Bulgaar. De ondernemer kon goed ondernemen, de bankier toveren met geld, en de Mexicaan was goed in huizen bouwen. Alle drie hadden ze een huis nodig.

De ondernemer zag dat het goed ging, en vroeg de Mexicaan of hij zijn huis wilde bouwen. Een huis met flink wat kamers, een hectare eigen grond, een riante keuken, bijbouw, garage en schuur, moestuin, en noem maar op. De Mexicaan vond het prima, dan kon hij ook iets verdienen. De ondernemer was blij, en ging naar de bankier om genoeg geld te lenen voor grond, materialen en de bouw.

De Mexicaan zag dat het goed ging, en hij besloot ook een huis voor zichzelf te bouwen. Een kleiner huis, want hij verdiende minder dan de ondernemer. Werkverhoudingen, marges, baas boven baas, en zo. Ook hij ging naar de bankier en nam een hypotheek voor zijn toekomstig huis. De bankier vond het goed, want er was het nodige werk in de bouw. Dit was een betrouwbare lener.

De bankier zag dat het heel goed ging, en besloot van zijn getoverde geld ook een huis te bouwen. Hij zag dat hij veel zou verdienen aan de rente die de ondernemer en de Mexicaan gingen betalen, dus hij kocht het grootste stuk grond voor zichzelf. Natuurlijk huurde hij ook de Mexicaan in, want die werkte goed en goedkoop. Bovendien betaalde de Mexicaan hem toch in rente weer terug.

De Mexicaan werkte hard en efficient. Verbazingwekkend. Uiteindelijk had hij het huis van de ondernemer af, het huis van de bankier klaar, en zelfs zijn eigen optrekje was bewoonbaar geworden. Hij was trots. Hij had goed werk geleverd.

Maar toen gebeurde er iets waar niemand op gerekend had. Er was geen werk meer voor de Mexicaan. Iedereen had namelijk al een huis. De bankier woonde riant, de ondernemer leuk, en de Mexicaan heel aardig. Iedereen was onder de pannen.

Geweldig? Nee. Want de huizen waren nog niet afbetaald. De Mexicaan verdiende niets meer, want er was niets meer te doen. En de ondernemer verdiende al snel niets meer, want hij verkocht voornamelijk aan de Mexicaan. En de bankier verdiende al rap niets meer, want de ondernemer en de Mexicaan konden hem niet meer betalen. Er zat maar één ding op. Ze moesten hun huizen verkopen.

Maar aan wie? Geen van drieën verdiende genoeg geld om het huis te kopen dat ze wilden. Zelfs al woonden ze er al in. Was er dan geen list te verzinnen, kon de bankier dan niet nog wat geld toveren? Nee, dat kan ik niet, zei de bankier, want dan heb ik een nieuw huis nodig. Alleen dan kan het. Het nieuwe huis is dan onderpand.

Opgetogen riep de ondernemer dat hij dan wel een huis zou bij laten bouwen. Hij zou de Mexicaan inhuren, en dan zouden ze er nog een zwembad bij bouwen ook. Dan kwam er vast een rijk iemand die het zou kopen en dan hun lasten zou kunnen betalen. De bankier vond het een geweldig plan. Er zou een huis komen, dus daar kon hij vast wat geld voor toveren. Hij herbelegde het geld dat al betaald was, en liet de ondernemer zijn gang gaan. Een nieuw paleis zou er komen: “Fata Morgana”.

Maar nog voor het paleis goed af was werd al duidelijk dat er toch geen koper zou komen. Want ze waren maar met zijn drieën. En geen van hen kon genoeg verdienen om het paleis te kopen. En zo moesten ze allemaal hun huis uit, en wonen op hun eigen stoep. Want het geld was op, al waren de huizen voor iedereen af.

En ze leefden nog lang en ongelukkig. Jammer he.
Of zouden ze gedurfd hebben om hun eigen huizen te kraken?

donderdag 8 oktober 2009

Laat

Waar is die broek nu gebleven? En waarom moet dochterlief nu juist die broek aan? Waarom zoek ik 'm eigenlijk, want ik ben al mijn marge om op tijd te komen inmiddels wel kwijt. Nee he. Alle kleren van beide dochters ook al in de war. In alle manden zit kleding voor de oudste. Alles van de jongste is spoorloos. Ik hoor de klok tikken. Weer niet op tijd.

Ik heb al jarenlang, nee levenslang het probleem van te laat komen. Niet dat anderen te laat bij mij komen (ook dat gebeurt hoor), maar dat ik zelf te laat ben. Vanochtend was het weer zo ver. Allerlei vertragingen stapelen op, en ik zie mijn marges slinken. Nog even tandenpoetsen. Spullen klaarleggen voor de huishoudster die min of meer ongepland vandaag zal komen, in plaats van over twee dagen. Oudste dochter prijzen voor haar inderdaad schitterende tekeningen. Jongste dochter nu toch maar echt wakker maken, anders lukt het niet meer. Ah, daar is ze al. Maar ze heeft een waardeloos humeur, want mama is al weg, op weg naar werk. Dat wordt gezellig, want dan mag haar pyjama eerst niet eens uit. Vroeger wakker maken werkt ook niet, want dan is ze zo moe en hangerig dat ook niets mag.

Zinvolle handelingen, minder zinvolle zaken en achteraf vaak totaal irrelevante dingen vullen de tijd tussen wakker worden en weg gaan op. Of tussen wat dan ook en aankomen.

Natuurlijk. Ik moet prioriteren. Een moeilijk woord voor “dat eerst doen wat het belangrijkst en het meest urgent is”. Dat wat urgent en belangrijk is, direct doen. Dat wat belangrijk is, maar niet urgent, plan je voor een andere keer. Plannen, dat zou ik ook wel beter willen kunnen.

Wel urgent maar niet belangrijk, dat delegeer je aan iemand anders. Hm... Delegeren aan mijn jongste dochter? Soms kan dat wel. Niet urgent en niet belangrijk? Dat doe je gewoon niet.

Maar hoe zit het dan met leuk? Niet urgent maar wel leuk? Is dat al belangrijk? Wanneer is leuk belangrijk genoeg om urgent te worden? Of wanneer is het urgent genoeg om iets leuks te doen? En is een domme puzzel of een spelletje doen eigenlijk ooit wel urgent? Vast niet belangrijk.

In mijn stress is er al een plastic krat gesneuveld. Tijd om over urgent, leuk en belangrijk te filosoferen geef ik mezelf niet eens. Broek gevonden. Even later bied ik mijn excuses aan mijn jongste aan dat ik zo mopper en stress. Het komt niet door haar. Ik had ook dingen moeten klaar leggen. Jammer dat ik gisteren pas rond elf uur 's avonds thuis was. Zo zij het. Tot mijn verbazing biedt mijn driejarige ook haar excuses aan: “Sorry papa, dat ik zo huilerig was.”

De oudste staat al een kwartier rond te springen in haar jas. Helemaal klaar. Uiteindelijk zijn we net met de bel bij haar klas. Op het nippertje te laat. Gelukkig is de klasdeur nog open. Met een knuffel neem ik afscheid. Want de stress van te laat zijn is al erg genoeg, weet ik van toen ik zelf kind was. Even later is de jongste ook rustig afgeleverd bij de oppas. Ik haal mijn trein nog net. Gelukkig.

Tien minuten later vraagt een medepassagier verward aan me of we niet al hadden moeten rijden. Net zo verbaasd kijk ik op uit mijn krantje. Mijn niet urgente, noch belangrijke krantje.

Dan zet de trein zich juist in beweging. “Goedemorgen. Wij hebben een vertraging van tien minuten,” schallen de luidsprekers. Onze treinconducteur geeft ongevraagd uitleg waarom wij zijn vertraagd. “Die komt deels door mij, want ik kwam binnen met een andere trein, die vijfentwintig minuten vertraging had. En toen moest ik nog naar deze trein lopen. Daarna moesten wij nog op een andere trein wachten.” Hij zucht door de intercom. Ik geloof dat hij mijn probleem kent.