maandag 31 augustus 2009

Tractor

Ongelooflijk. Zoveel graan. We staan niet ver van de snelweg ergens in midden Duitsland. Ze zijn net begonnen met oogsten. Één man op een tractor, met een grote kar er achter aan. Een tweede combinatie, met twee man er op maait en dorst tegelijk. Af en toe komt hij naast de kar rijden, en lost hij met een lange buis een enorme stroom graan in de bak. Een derde machine, weer met één man, maakt nette pakketjes van de gemaaide stengels. Toekomstige pakjes hooi. Een vijfde man holt rond om hier en daar te helpen.

Vijf man oogsten snel de opbrengst van een enorm stuk land. Die zijn vanavond nog wel klaar. Ik schat dat het een hectare of vijfentwintig is. Misschien wel meer. Met zo'n zes ton graan per hectare is dat misschien wel honderdduizend kilo toekomstig meel. Tweehonderdduizend broden. Genoeg voor vijfhonderd tot duizend mensen, afhankelijk van hoeveel meelspijzen ze eten, een jaar lang. Een ongelooflijke prestatie.

Vroeger had je voor het zelfde werk veel meer mensen nodig. Alles moest met de hand. Of met paardenkracht. Misschien wel honderd keer zoveel. Toen hadden ze namelijk nog geen tractoren. Die tractor heeft heel veel werk overgenomen.

En heel veel mensen werkloos gemaakt. Want toen de tractor kwam waren zij niet meer nodig. Zij konden toen niet meekomen met de voortschrijdende technologie. Natuurlijk kwamen er wel nieuwe banen bij. Zoals tractorbestuurder, tractor-mecanicien en bandenpoetser. Maar er kwamen er lang niet genoeg bij om alle nieuwe werklozen van een inkomen te voorzien. Die hadden pech.

Natuurlijk profiteerden zij wel mee van het nieuwe, goedkopere meel. En wellicht konden ze wat bijverdienen als meel-venter. Ze hadden ook meer vrije tijd. Maar geen inkomen meer. En hoe hard de beleidsmakers toen ook geroepen hebben dat deze mensen moesten omscholen, de banen waren er toch niet voor ze. Vijfennegentig tot negen-en-negentig van de honderd die door de tractor werden vervangen, hadden eigenlijk geen werk meer.

Boeren die wel een beetje land hadden, maar niet genoeg om een dure tractor op te laten rijden, konden natuurlijk hun land wel verkopen. Hielden ze nog wat over. En had de tractor weer iets te doen. Maar de voormalig boer was dan ook zijn bron van leven op termijn kwijt – werk had hij niet meer.

Ook nu hebben we voortschrijdende technologie. Elke keer dat nieuwe technologie ons efficiënter maakt, worden partijen uit de markt gespeeld. Zij die niet mee kunnen komen worden nog wel eens aangekeken als arme stumpers.

Maar ergens is dat onzin. Dat “stumper” is alleen omdat zij niet alleen minder hoeven werken, maar ook hun inkomen kwijt zijn. Minder werken is niet het punt. Kun je langer vissen, of kijken hoe anderen aan het oogsten zijn. Maar geen inkomen hebben is in onze maatschappij funest. Als je er niet al fysiek op verliest, kom je wel in een sociaal gat terecht. Want bijstand of werkeloosheidsuitkering is nog steeds wel een beetje schandelijk, en qua hoogte niet altijd genoeg.

Het is niet de schuld van die arbeiders, ondernemers, mensen. Het is ook niet de schuld van die geweldige, efficiente, slimme tractor. Natuurlijk niet. De tractor geeft ons winst, overvloed. Het is aan ons hoe we die overvloed verdelen. Ook onder die bij-wijze-van-spreken vijfennegentig mensen die door de tractor, internet, trein, enzovoort werkeloos worden.

zaterdag 1 augustus 2009

Straf

Voor me staat een politiebusje. Ik zie de agenten naar me kijken. Wachten ze ergens op? Mag ik hier soms niet rechtdoor? Ik kijk nog eens goed naar alle borden. Nee. Dat is het niet. Ik rijd rustig door.

Wieeep Wieeep! Toch niet. Ze houden me aan. Fijn. Netjes zet ik mijn auto aan de kant, terwijl mijn hart toch wat harder klopt dan ik zou willen. Netjes blijf ik zitten en draai ik mijn raampje open zoals het hoort. Het busje parkeert achter me en de agenten stappen uit. Net als in een Amerikaanse politiefilm. Alleen is het in Tsjechië. Praag.

“Passport and drivers licens pliss” sist de agent me toe. Terwijl ik in mijn zakken graaf vraag ik hem netjes of ik iets verkeerd deed. “In Czech Republic we hef all day lightink”. Het is klaarlichte dag en de zon beukt op ons hoofd. Geen wonder dat ik het vergeten ben. Te zien aan de Tsjechen die langsrijden ben ik ook niet helemaal de enige. Maar ik heb een buitenlands nummerbord. Zij niet.

Netjes bied ik mijn excuses aan. Maar het mag niet baten. De agent legt me in gebeten engels uit dat de boete normaal tweeduizend kronen is, en een punt in mijn rijbewijs. Tien punten en ik ben mijn rijbewijs kwijt. Hij pauzeert even dramatisch. Als ik hem nu duizend kronen betaal ben ik er gewoon van af. Ik kijk mijn vrouw even hulpeloos aan. Ik zie geen betere optie, en zij heeft de portemonnaie. “Dit is gewoon toeristje pesten, he” gromt ze. Ze knikt naar de andere auto's die langsrijden. Zij zijn Tsjechen en hebben vast geen geld. Wij “natuurlijk” wel.

Sinds 2006 hebben de Tsjechen de regel ingevoerd dat de hele dag dimlicht gevoerd moet worden. Gezien de conditie van hun wegen en de onoverzichtelijkheid van sommige stukken is dat vast een goed idee geweest. Ik denk wel dat het levens scheelt. Zelfs al moet je best moeite doen om zo'n gewoonte er in te rammen.

En om een gewoonte er in te rammen lijkt soms alleen streng optreden te helpen. Dat merk je bij snelheidslimieten, belastingen, en bedtijden bij kleine kinderen. Dus ik snap de filosofie er achter wel.

Maar leuk is het niet. En in dit geval voel ik me eerder afgezet, onheus bejegend, machteloos en kwaad. Zeker na vier belachelijk dure kopjes koffie in hartje stad voelt dit meer als een extra Praagse toeristenbelasting. Een oneigenlijke belasting. Zelfs als roof.

En ga ik nu mijn lichten voortaan altijd aan doen – als ik in Tsjechië rijd? Ik zal zeker meer mijn best doen. Dus in zekere zin werkt het wel. Maar ook zonder de boete zou ik dat gedaan hebben. En dan zou ik ook niet zo wantrouwig zijn geworden naar Tsjechische politieauto's. Dat gaat vast wel weer een beetje over, net zoals de allergische reactie op blauwe enveloppen, maar het blijft hangen.

Dimlichten die gewoon aan gaan met het contactsleuteltje zouden ook werken. Dan hoef je er helemaal niet meer bij na te denken. Of een regel die logisch is, en die ik begrijp. Zoals dimlicht voeren als het zicht slechter wordt, zoals bij regen, zware bewolking, opkomende mist, in een tunnel of donker bos. Niet bij knetterhard zonlicht, zodat je zoekend moet staren naar elke auto of hij zijn lampen nu echt niet aan heeft, of dat het alleen maar zo lijkt. Dáárom keken die agenten natuurlijk zo vreemd naar me.

Een paar dagen later komt een Duitse parkwachtster naar me toe om me te vertellen dat ik weer in overtreding ben. Ik zit met mijn kinderen op het gras. Dat hoort niet in dit park. Want het is een monument, en geen speelweide. Ze begint ook veel te streng en chagrijnig, maar als blijkt dat we Nederlanders zijn laat ze ons met een waarschuwing gaan.

Ook nu vind ik de berisping onzinnig. Want hoe beschadigen we het gras dan nu? We zijn toch geen voetbalelftal? Maar ze deed het wel al veel beter. Net zo effectief. Want we zijn niet meer echt op het gras geweest. Goedkoper. En mijn angst voor parkwachters is alweer weg.

Fijn als haar baas nu nog een begrijpelijke regel zou verzinnen.