maandag 30 mei 2011

Banken doen niet aan Monetaire Politiek

Banken doen aan geld verdienen. Ze zijn er niet in het spel om te zorgen dat onze economie gesmeerd loopt. Dat is alleen een zijeffect. Tijdens het opblazen van de bubbels helpen ze de economie, tijdens het leeglopen er van schaden ze de economie. Jammer dan. Dat is ook niet de taak van een bank.

Nee, een bank is er om geld te verdienen. Het is een bedrijf. En een bank verdient geld met rente vangen, en met premies. Niets anders. Dus de rente moet liefst zo hoog mogelijk zijn bij het uitlenen, en zo laag mogelijk bij het inlenen. En de premies moeten liefst zo hoog, zo vaak en zo veel mogelijk zijn. En de heen en weer geschoven bedragen waarover rente en premie berekend wordt moeten liefst zo groot mogelijk zijn. Want een percentage van een grotere som is ook groter. Zo simpel ligt het.

En rente verdien je over schulden. Dus voor een bank is het goed als er veel schulden zijn. Aan de bank dan, wel te verstaan. Op een aflossing verdient een bank niet. Op een rentebetaling wel.

Nu is een situatie ontstaan waarbij er veel schulden zijn. Maar niet alleen aan de bank, maar vooral ook van de bank – aan andere banken. En dat laatste schiet voor een bank niet op. Banken willen van hun schulden af. Hun schulden aan anderen dan. De schulden van anderen aan hen moeten juist blijven.

Of die schulden enigszins reëel zijn doet er niet toe. Of de schulden werkelijk betaald kunnen worden doet er niet toe. Of ze betaald worden – dat wel. Of het kan? Welnee.

Als de overheid bijspringt en bezuinigt? Prima! Als we met z'n allen ontslagen worden en toch meer moeten verdienen? Prima! Wel huizen moeten kopen en geen geld kunnen lenen? Graag! Niet het probleem van de bank.

De taak van een bank is overleven. Winst maken en verlies voorkomen. En dat doet ze zoals het nu is door de schuldenlast voor anderen zo hoog mogelijk te houden. En de rente daarover ook zo hoog mogelijk. Zo lang wij met z'n allen maar ja en amen zeggen is dat voor de bank prima.

Een bank is de eerste plaats uit op zijn eigen hachje. Dat is niet fout. Dat is logisch. Maar we moeten dan ook niet verwachten dat een bank uit zichzelf de beste oplossing voor onze gezamenlijke problemen zal aandragen. Dat is niet haar taak.

zaterdag 28 mei 2011

Laten we van Fair Trade een Pleonasme maken

Prachtig idee. Een van de mooie ideeën en teksten die de laatste weken allerlei reclameborden sieren. Voor een ideële, en ook commerciële instelling. Laten we van Fair Trade een Pleonasme maken.

Maar, wat is een pleonasme ook alweer? Ik ben de taal aardig machtig, maar ook bij mij duurde het toch nog een hartslag voor ik weer wist wat het betekende. Pleonasme is dat je iets dubbelop zegt. Twee keer hetzelfde. In dit geval dat Fair en Trade hetzelfde zouden betekenen. Dus eigenlijk staat er: Laten we Alle Trade Fair maken.

Misschien had ook iedereen het dan gesnapt. Ook oma van op de hoek. Ook Mien Dobbelsteen. Ook de Turkse bakker. Ook de immigrante uit Cuba – hoewel juist zij het waarschijnlijk wel wist. Ook de schilder. En ook alle andere mensen die een gewoon vak doen en vooral gewoon zijn.

Misschien verkoopt het idee dan ook wel beter. Eerlijke handel. Schone energie. Fijn leven. Als die grote “andere” bevolkingsgroep het ook mag snappen. En niet alleen de hoogopgeleide mensen met een ideaal. Want gewone mensen met wat minder opleiding hebben ook best idealen. En ze zijn ook best slim. Ze kennen alleen wat minder moeilijke woorden.

Dus voor de volgende keer: “Laten we zorgen dat alle handel echt eerlijk wordt.” Of zoiets.

donderdag 26 mei 2011

Moeder van een Vriend

Er zijn heel veel mensen gekomen. De meeste ken ik niet, die komen waarschijnlijk uit de “tuin”. De volkstuintjes waar ze zo vaak mogelijk bivakkeerde, samen met haar man. Maar er zijn ook veel van mijn eigen vrienden, die kenden haar ook. Of ze zijn er nu voor haar zoon, die een goede vriend van ons is.

Ze was geliefd. Nee, ze is geliefd. Nog steeds. Want veel mensen zijn erg van slag af. En dat komt niet alleen door de fijne, voor mij onverwachte keus van muziek. Pa troost zoon. Zoon troost pa. Een meisje achter hen, ik weet niet wie, is in tranen.

Vaak dachten we wel onderling, dat het goed zou zijn als ze haar zoon los zou kunnen laten. En hij haar. Het leek soms wel alsof zij geen bestaansrecht had als ze niet voor hem kon zorgen, en hij geen bestaansrecht had als er niet voor hem gezorgd moest worden. Er ging dan ook altijd wel iets mis met hem, of met zijn gezondheid. Zo was zijn moeder weer ergens goed voor. En hij, ontslagen van alle verantwoordelijkheid, behalve een afhankelijke zoon te zijn voor zijn moeder, was ook weer ok.
Dat leek ons helemaal niet gezond. Wel heel lief. Maar niet gezond.

Nu begrijp ik dat zij haar as over zee wil laten uitstrooien. Want dan is er geen plek op het land, waar een aandenken van haar overlijden blijft. Niemand hoeft daar aan herinnerd te worden. Niemand hoeft zich schuldig, verdrietig of verantwoordelijk te voelen. Ze wist dat ze moest loslaten. Misschien was het wel een voortdurend dilemma. Voor iedereen willen zorgen, en er ook zijn – dat was zo, want de zaal zit vol. En tegelijk geen last willen zijn, los willen laten.
Volgens mij is het haar gelukt. Zorgen en loslaten. Nu wij nog.