vrijdag 7 november 2008

Kamp


De fiets van mijn vrouw is gestolen bij het station. Een prive-initiatief, niet door de wethouder of de gemeente. Maar misschien zou de fiets nog terug te vinden zijn, zei de mevrouw aan de telefoon. Ik moest maar even langskomen in de loods.

De door de gemeente bekostigde opslagplaats van fietsen zonder eigenaar ligt ergens in niemandsland. Ik fiets tussen chemische fabrieken en groothandels van auto-onderdelen. Eigenlijk is het helemaal niet ver van mijn huis, maar het ligt op een industrieterrein. En daar kom je niet zonder reden. Ik niet. En eigenlijk bijna niemand. Als je er niet werkt heb je er niets te zoeken.

De fiets van mijn vrouw staat er niet tussen, in de loods. Heel veel andere fietsen die ik niet mag meenemen of kopen staan er wel. Maar daar heb ik niets aan. Jammer.

Om de teleurstelling te verwerken fiets ik nog maar wat doelloos rond op het industrieterrein. Wat is zo'n terrein groot en leeg. En zelfs als er bedrijvigheid is, dan beperkt zich dat tot aan en af rijden van vrachtwagens. Ergens ver achterin zie ik wat groen. Een doodlopend weggetje naar het laatste bedrijf achter de bomenhaag. Wat zou dat zijn?

Ik kan er niet in. Het is beveiligd door hoge hekken. Dubbele poortjes. En er achter is het enorm. Ik had niet eens beseft dat er nog zoveel ruimte achter de bomen was. Ik dacht dat daar de weilanden van de boeren al begonnen.

Het is de gemeentelijke waterzuivering. Dat je een terrein van verschillende hectares zo kunt verstoppen! En er staan nog heel grote installaties op ook. Je zou verwachten dat zoiets het industrieterrein en misschien zelfs de aangrenzende wijk zou domineren. Ik wist niet dat het er was. Ik wist niet dat het daar zat.

Een bizarre gedachte. Stel je voor dat het een concentratiekamp was geweest. Had ik dan wel geweten dat het daar was? Had ik wel geweten wat er achterin dat industrieterrein, aan het eind van het doodlopende straatje was? Had ik als bewoner beseft wat zich daar afspeelde?

Een paar jaar terug was ik in Dachau, bij Munchen. In de oorlog was daar een enorm concentratiekamp, midden in een enorm industriegebied. Het eigenlijke kamp lag verscholen tussen de SS-kazernes en de wapenfabrieken. Ik wilde het graag eens zien. Als er geen bordjes hadden gestaan waar ik het herdenkingscentrum zou kunnen vinden, had ik het tien keer gemist.

Wat in Dachau, en veel andere kampen is gebeurd was vreselijk. Toen bewoners en bewoonsters van het naburige stadje werden rondgevoerd tussen de stapels lijken barstten ze in tranen uit. “Wir haben es nicht gewusst!” Mijn elitaire klasgenootjes en geschiedenisleraar lachtten daar wat schamper over.

Ineens vraag ik me af. Had ik het wel geweten? Misschien had ik gezien dat er treinen naar binnen gingen – goederentreinen. Waarschijnlijk wist ik wel dat er een soort strafgevangenis was. Maar hoe groot het was of wat er echt gebeurde, zou ik daar een idee van gehad kunnen hebben? In de buurt van het strafkamp had ik niet kunnen komen, want dat mocht niet van de SS. En mensen die uit het kamp kwamen mochten over niets praten wat ze daar hadden gezien. Op straffe des doods, van henzelf en mogelijk hun familie, als ik het goed begrijp.

De waterzuiveringsinstallaties liggen uitgestrekt achter het hek. Zelfs dat wist ik al niet.

1 opmerking:

Anoniem zei

Ja, dat is het enge. Je blik op de wereld is vrij beperkt. Net als dat veel automobilisten denken dat er weinig 'vrije ruimte' in Nederland is. Dat gevoel krijg je als je dagelijks alleen maar van stad naar stad in de file rijdt. EK