zaterdag 1 december 2007

Jokken


“Papa”, vraagt mijn dochtertje van vier, “heb ik gejokt?”

Wat een vreemde vraag denk ik even. En dan besef ik dat Sinterklaas er aan komt. Sint Nicolaas, die met de zak vol lekkers en zijn zwarte piet met roe langs gaat komen. Als je zoet bent geweest word je beloond, en als je stout bent geweest krijg je straf.

Jokken is natuurlijk stout. Jokken mag niet. Mijn dochtertje zit op een protestant christelijke school, dus daar zal het nog wel zwaarder tellen misschien. “Natuurlijk heb je niet gejokt” hoor ik mijn vrouw zeggen “waarom vraag je dat eigenlijk?”. Gelukkig. Wat een lieve mama.

Intussen verkeer ik in gewetensnood. Want ik heb wel gejokt. Ik heb gejokt tegen mijn dochter dat Sinterklaas bestaat. Dat hij bestaat als een uniek, levend iemand die 's nachts kadootjes in haar schoen komt doen. Heel paradoxaal. We leren onze kinderen dat je niet mag jokken, omdat ze anders op hun donder krijgen van een paar lui wiens eeuwig bestaan wij met z'n allen bij elkaar jokken. Piet Hypocriet en Klaas Liegebaas. Lekker zo.

Hoe moet ik dat aan haar uitleggen? Op een dag komt ze er achter dat Sinterklaas niet bestaat. Waarschijnlijk zal ik het zelf vertellen. Als zij mij tenminste niet op een dag gaat zeggen: “papa, Sinterklaas is niet echt hoor”. Misschien weet ze het zelfs al. Moet ik dan echt gaan zeggen dat jokken fout is?

Die avond schrijft mijn vierjarige een brief aan de goedheiligman. Helemaal zelf, op rood papier. Niet dat ik helemaal begrijp wat ze schrijft, maar het zijn echte letters die echte woorden vormen. Kris kras over het papier, met een paar mooie tekeningen er bij. Ik ben beretrots wat ze zo vroeg al kan. Bij de brief doet ze een appel, speciaal uitgezocht in de winkel voor het paard van Sinterklaas: Amerigo. Amerigo heeft ze in de stad gezien en geaaid. Het brave beest was daar uitgenodigd door de gezamelijke winkeliers natuurlijk, want Klaas is wel commercieel.

Als mijn dochter slaapt ontcijferen haar pa en ma de brief.
“Goed he?”, roept pa.
“Zo lief!” roept ma.
“Maar wat wil ze hebben?”
“Geen idee. Is dat een kasteel?”
“Wil ze een kasteel?”
“Waar halen we dat vandaan op de zaterdagavond?”
Pas na een tijdje dringt tot ons door dat dochterlief misschien niet specifiek iets terug wil. Ze wil gewoon iets geven aan dat lieve paard. Een appel en een zelf geschreven brief aan Sint en Piet.

“Jokken is net zoiets als liegen, maar dan minder erg” leg ik mijn vierjarige de volgende ochtend uit. “Als je jokt of liegt vertel je iets waarvan je weet dat het niet waar is. Maar liegen is als je dat gemeen bedoelt, en jokken bijvoorbeeld als je alleen een grapje maakt”. Ze luistert aandachtig naar wat concrete voorbeelden die ik probeer te geven. Ik geloof dat ze het een beetje begrijpt. Foppen komt later ook aan bod. Leuk foppen als een verassing, en flauw foppen als een stomme grap. Nu het begrip fantaseren nog.

Jokken is niet zo erg. Soms zelfs wel goed, of in elk geval minder schadelijk dan de harde “waarheid” vertellen. Maar valt het jokken over Sinterklaas daar nu ook onder? Ik weet het nog steeds niet.

1 opmerking:

Anoniem zei

Arme pappa in gewetensnood.
Volgens de van Dale (ook al zo een leuke: vandaal?) betekend jokken namelijk gewoon liegen en is het een eufemisme, wat dan weer een verzachtende omschrijving van iets onaangenaams of aanstotelijks betekend. Dus, gewoon liegen eigenlijk.
Aan de andere kant zetten we dan weer waarheid. Maar waar is deze op berust?
Een ding is zeker, de geest en gedachte die wij met zijn allen geven aan Sint Nicolaas is er echt: de gedachte om iets goed te doen voor iemand die goed doet.

D.