woensdag 2 september 2009

Oponthoud

We zijn juist ontsnapt uit Berlijn. We zoeven over de snelweg. Drie banen komen met drie andere banen samen. Het zijn er eerst zes, dan na enkele honderden meters vijf, dan een paar honderd meter verder vier, en dan nog weer verder drie. Heel netjes en vloeiend voegt het verkeer zo in. Zonder de typische opstoppingen die ik in Nederland gewend ben. Terwijl het best druk is.

“Dat doen die Duitsers toch maar goed!” zeg ik blij tegen mijn vrouw. En dan flitsen de oranje lichten voor me. Iedereen vertraagt. En daar staan we stil. Drie rijen dik. Wat zou er aan de hand zijn? Voor me ziet het er niet goed uit. Kilometers ver staan er nog rijen vrachtwagens die ook niet bewegen. Te vroeg gejuicht.

Bijna een uur later zijn we nauwelijks vijf kilometer verder. We rijden met stukjes van tien meter, stapvoets. De hitte beukt op ons dak, en zelfs de motor van onze auto krijgt het wat warm. Daar ga ik nog meer van zweten, want met een andere auto heb ik ooit finaal stil gestaan toen de motor oververhit was. Dit is niet grappig. Vinden mijn kinderen achterin ook niet.

Achter ons heeft zich al een enorme slinger gevormd. Twintig kilometer file zou me allerminst verbazen. Waar wachten we toch op? Een ongeluk? Ik heb geen hulpdiensten langs zien zoeven. Wat is het dan? Toch niet de afslag naar rechts die vol is gelopen, en die wij moeten hebben? Wel dus. Nog een half uur later blijkt waar we op wachten. Wegwerkers blokkeren de afrit op een enkele baan na. Ze asfalteren de bocht.

Dat was nu handig geweest als ze dat even eerder hadden aangekondigd. Of als ze dat 's nachts hadden gedaan, wanneer wat minder mensen hier af willen slaan. Nu staat het twintig kilometer lang, drie rijen dik vast. Zeg één auto per tien meter weg, per baan, met deze lage snelheid. Dat is driehonderd autos per kilometer, op een willekeurig moment. Zesduizend autos op twintig kilometer. Wij hadden ruim een uur vertraging, en dat zal wel gelden voor elke automobilist in deze rij. Stel dat ze acht uur met deze klus bezig zijn, en het even druk blijft, dan gaan er minstens acht maal zesduizend auto-uren verloren.

In die tijd hadden al deze mensen ook wel iets beters kunnen doen. Misschien hadden ze wel geld kunnen verdienen. Stel dat ze een tientje per uur mislopen, zo. Dan is dat al gauw 48000 maal tien, of een half miljoen euro. En dan moeten hun auto's ook nog stoken voor niets. Kun je zo nog een tientje per auto voor rekenen, minstens. Nog een half miljoen. En dan heb ik het nog niet gehad over de bijrijders en passagiers. Of de eventuele emotionele schade. Nee dat is overdreven. Ik kan wel iets hebben.

Maar dat is wel bij elkaar meer dan een miljoen. Als we samen een advocaat zouden kunnen vinden, dan konden we misschien wel een rechtszaak aanspannen voor geleden schade. Een “class action” zou dat in de VS heten. De filerijders tegen de wegwerkplanners.

Misschien klinkt het wat overdreven voor die paar tientjes en dat uur van onze tijd, in dit geval. Maar het telt ook wel op. We staan ook met elkaar heel veel in de file. En dat kost heel veel tijd en energie. Heel veel man en vrouw-uren. Dat is best jammer.

En het zegt ook een hoop over de grote verantwoordelijkheid die de planners van wegwerk dragen. Eigenlijk is het toch maar mooi als je nagaat hoe vaak het dan wel lukt, om het verkeer zo min mogelijk te hinderen. En toch de weg berijdbaar te houden. Want zonder hen was die weg er helemaal niet.

Geen opmerkingen: