maandag 27 juli 2009

Onvrij

Ik probeer een klassieke Joodse grap aan mijn dochter te vertellen. Over een man die bij de kleermaker komt. Ze luistert aandachtig.

De man heeft gevraagd of de kleermaker een jas voor hem kan maken, en nu komt hij hem halen. Hij trekt de jas aan, en ziet dat de jas helemaal niet goed zit. Één mouw is veel te lang. En de andere is iets te kort. De schouders zitten scheef en de kraag klopt niet. Er zit een bobbel in. Als de man protesteert, zegt de kleermaker: “wacht even. Als je nu even je arm zo buigt. Juist. En dan je andere arm omhoog doen. Goed zo. Nu past het al veel beter.” De man moppert wat, en zegt dat zijn kraag en schouders zo nog steeds waardeloos zitten. Maar de kleermaker weet raad. Als de man zijn hoofd scheef houdt, helemaal krom gaat lopen en zich een beetje draait, dan zit het pak ineens weer mooi.

Mijn dochter probeert te doen hoe dat er uit moet zien. Haar armen in een rare hoek, krom en gedraaid met haar hoofd scheef. Precies, roep ik. Dus zo loopt de man naar buiten, en dan lopen twee meisjes langs. Het ene meisje schudt haar hoofd. “Kijk eens naar die arme man! Wat een stakker! Hoe hij loopt, hij is vast helemaal ziek!” Het andere meisje knikt meewarig, “Ja. Maar kijk eens hoe goed die jas zit!”

Mijn dochter is de grap al kwijt, en wringt zich nog steeds in rare bochten. Mijn vrouw moet wel grijnzen. En terwijl ik de grap zo af maak, besef ik waar hij eigenlijk over gaat.

Hij gaat over iemand die zich probeert te wringen in een keurslijf dat helemaal niet past. Iemand die wordt gedwongen in een zieke houding, om maar te passen in de jas die voor hem is gemaakt. Iemand die zich ongelukkig gedraagt, om maar te voldoen aan de wetten die hem zijn opgedragen. Iemand die eigenlijk heel veel controle over zijn eigen bestaan kwijt is.

Meer Joodse grappen gaan precies over dit thema. Een hele wrange is die van Moos die geconfronteerd wordt met een inbreker. De inbreker dwingt Moos in een cirkel te blijven staan terwijl hij het huis leeg rooft en van alles doet met Moos zijn vrouw. Sam vraagt hem of hij dit zomaar liet gebeuren. Natuurlijk niet zegt Moos, hij was wel twintig keer stiekem uit de cirkel gestapt.

Iemand die daar juist om lacht, moet daar wel veel in herkennen. Die moet zich eigenlijk best onvrij voelen. “Amsterdammers dus”, zegt mijn vrouw. Ja, misschien. Daar moet ik even over denken. In elk geval de Joodse Amsterdammers, want daar komt de grap vandaan.

Wie zouden zich allemaal onderhuids zo onvrij voelen? Ik blijkbaar wel een beetje. Ik herken de situatie zeker. Misschien met mij nog wel velen. Hoeveel wetten, regels, eisen en verwachtingen zijn er eigenlijk die niet bij ons als mens passen? Onze maatschappij is in elk geval vaak veel te ingewikkeld voor de meesten van ons. Onze economie bar onoverzichtelijk. De echte zin van ons dagelijks werk ver te zoeken. Onze plaats in de samenleving onbegrijpelijk.

Intussen doen we met zijn allen heel erg ons best om daar in te passen. Om het plaatje te laten kloppen. Al doen we onszelf daarmee onrecht aan. Wrang? Ik weet het niet. In elk geval hebben we humor om ons er aan te herinneren dat het niet zo hoeft te zijn. Het kan ook anders.

Geen opmerkingen: