Het is nu tweeduizend-negen, maar soms lijkt het wel meer op de jaren dertig van de vorige eeuw. Of op de eeuw daarvoor. Geen bank lijkt meer veilig. In Amerika zijn er al honderd omgevallen. En ook hier roepen steeds meer mensen dat je je geld maar beter in een oude sok kunt stoppen. Wel eentje zonder gaten, dan.
Maar welke bank is betrouwbaar? De DSB bank in elk geval niet, vond de voorzitter van hypotheekleed. Hij riep op tot massaal geld opnemen bij de DSB, zodat deze zou inklappen. Dat zou de boze mijnheer Scheringa wel leren. Diezelfde avond lag de computer bij DSB er al uit. Hackers, zei een woordvoerder. Of die hackers bij DSB zelf zaten wilde hij niet kwijt.
Maar het mocht niet baten. Er was in no time zestig miljoen weg gehaald. Een week later had DSB zeshonderd miljoen minder. Inmiddels is de bank onder curatele, en kunnen mensen niet meer bij hun DSB-geld. Een klassieke “bank run”, net als waar mijn moeder altijd over vertelde. Ik geloof dat zij er meer rekening mee hield dat dat nog wel eens zou kunnen gebeuren dan onze moderne bankiers zelf. Dus zij vertelde mij hoe dat werkte vanaf mijn zesde.
Niet dat ik dat toen begreep. Want leg fractioneel bankieren maar eens uit aan een zesjarige. Banken hebben geld zat, toch? De bankiers en hun reclamemakers doen hun uiterste best om dat beeld uit te stralen. “Wij zijn betrouwbaar, wij zijn rijk, wij bouwen in het duurste steen en staan voor eeuwig.” Met een rotsvaste glimlach. En een krijtstreepje. En een beetje bank sponsort nog iets wat we leuk vinden ook. Daarom lenen we bij de bank. En daarom brengen we ons geld ook daar.
Maar wat een bankier eigenlijk doet, is geld van andere mensen uitlenen aan derden. Het geld blijft niet in de bank, het moet rollen! Het geld moet groeien, door rente te vergaren. Alle geld dat binnenkomt, inclusief dat wat op je gewone girorekening staat, wordt zoveel mogelijk weer “geïnvesteerd”. Slecht hoeft dat niet te zijn, want zo is er meer werkgelegenheid dan als dat geld in een oude sok zit.
En het geld wordt niet één keer uitgeleend, maar veel vaker. Want als iemand met geleend geld wordt betaald, brengt hij dat ook naar de bank. En zelfs als de eerste lener nog helemaal niet heeft terug betaald, leent de bank dat binnen gebrachte geld gewoon ook weer uit. Dat mag, volgens de regels. Een gewone bank mag wel meer dan tien keer zoveel geld uitlenen, als het nog in baar geld heeft. Er hoeft maar een fractie in cash te blijven staan. Vandaar fractioneel bankieren.
Eigenlijk heeft een bank dus juist niet zo veel geld. In kas. De spaarders (en dat kunnen in theorie ook andere banken zijn) die zestig miljoen van de DSB weghaalden, gaven de DSB dus wel 600 miljoen minder speelruimte. Of nog meer. Als er nu echt 600 miljoen weg is, mag DSB maar liefst zes a zeven miljard minder in uitstaande leningen hebben. Daarom gaat een “bank run” zo hard.
En daarom proberen bankiers zo betrouwbaar over te komen. Want in zekere zin ben je aan het koorddansen met een veelvoud aan uitstaand geld, en maar een beetje in kas. Natuurlijk is er een risico. Reputatie is dan alles. Dat moet zelfs iemand als Dirk Scheringa hebben geweten. Ook toen zijn mensen met allerlei trucs woeker-hypotheken verkochten. Volgens mijn schoonvader, idealistisch boekhouder, deed hij dat al dertig jaar. Woeker-hypotheken die menselijkerwijs normaal al niet betaald kunnen worden. Laat staan in een crisis.
Geen wonder dat mensen eens boos worden. Arme Dirk. Nu wil vast niemand zijn overschot aan hypotheken overkopen voor een redelijke prijs. Dan moet zijn bank eerst failliet gaan, en wordt zijn boedel met vette winst overgenomen, zoals die van Lehman vorig jaar werd opgekocht door de Britten. Net iets mis gerekend.
Vreemd eigenlijk dat Scheringa zo'n risico nam op zijn reputatie. En vreemd dat zijn spaarders hem zo lang hebben laten woekeren. Ook zij hadden kunnen bedenken dat hun hoge rentes bij DSB ergens vandaan moesten komen. Als ze even hadden doorgedacht.
Maar ach, waarom zou je, want de bank is toch rijk en betrouwbaar?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten